Home

Centrale Raad van Beroep, 26-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1848, 24/783 ZW

Centrale Raad van Beroep, 26-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1848, 24/783 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
26 september 2024
Datum publicatie
4 oktober 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1848
Zaaknummer
24/783 ZW

Inhoudsindicatie

ZW-uitkering niet juist vastgesteld. Medische onderzoek onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.

Uitspraak

24/783 ZW-T

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 februari 2024, 23/5917 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 26 september 2024

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante heeft beëindigd. Volgens appellante zijn haar (medische) beperkingen niet juist vastgesteld. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. De Raad geeft het Uwv de opdracht dit gebrek te herstellen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. A.T. Leigh, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 15 augustus 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Leigh. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante heeft voor het laatst gewerkt als bron-en contactonderzoekmedewerkster voor

38,38 uur per week. Op 4 april 2021 heeft zij zich ziekgemeld met fysieke en psychische klachten als gevolg van haar bevalling. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. In het kader van een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft appellante het spreekuur bezocht van verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 13 juli 2022. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk en heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Bij besluit van 15 juli 2022 heeft het Uwv de ZWuitkering van appellante met ingang van 16 augustus 2022 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.

1.2.

Bij besluit van 19 juli 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen aangenomen en deze vastgelegd in een gewijzigde FML van 11 juli 2023. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies nog steeds geschikt zijn.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 11 juli 2023 inzichtelijk heeft gemotiveerd op welke punten appellante beperkt is te achten en welke niet. Niet is gebleken dat hij een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van appellante. De stelling van appellante dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie had moeten opvragen bij de behandelaar van appellante over de psychische klachten heeft de rechtbank niet gevolgd. Deze klachten zijn aannemelijk geacht en hiervoor zijn beperkingen aangenomen en het behoort tot de expertise van de verzekeringsarts om te bepalen welke onderzoeksmethoden worden gekozen, hoe de onderzoeksresultaten worden beoordeeld en tot welke beperkingen die leidt. Bovendien had het op de weg van appellante gelegen om in beroep alsnog medische informatie te overleggen als zij vindt dat die informatie van belang is. De rechtbank heeft verder geen grond gezien voor het oordeel dat appellante met de in de FML opgenomen beperkingen niet in staat zou zijn hele dagen te werken. Appellante heeft haar standpunt dat zij niet acht uur per dag en 40 uur per week kan werken niet onderbouwd met medische informatie.

Het standpunt van appellante

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Volgens appellante heeft het Uwv onvoldoende rekening gehouden met haar beperkingen. Zij heeft niet alleen fysieke beperkingen, maar ook beperkingen als gevolg van haar psychische klachten. De combinatie van de klachten moet volgens appellante leiden tot een urenbeperking. Verder heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek van de verzekeringsartsen van het Uwv onzorgvuldig is geweest omdat zij geen informatie hebben ingewonnen bij haar huisarts en haar behandelend psycholoog.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzekeringsartsen geen aanleiding hadden om informatie op te vragen, omdat zij over voldoende informatie beschikten om te kunnen beslissen. Het Uwv heeft erop gewezen dat bij de medische beoordeling is uitgegaan van een postnatale depressie en dat hiervoor beperkingen zijn aangenomen. Volgens het Uwv lag het op de weg van appellante om (nadere) informatie aan te leveren.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING