Home

Centrale Raad van Beroep, 16-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:186, 20/1947 PW

Centrale Raad van Beroep, 16-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:186, 20/1947 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
16 januari 2024
Datum publicatie
13 februari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:186
Zaaknummer
20/1947 PW

Inhoudsindicatie

Buitenbehandelingstelling aanvraag om bijstand. Zwaarwegend belang. Bestuurslast. Anders dan het college in de uitspraak van 13 december 2022 leest, heeft een aanvrager – die stelt in bijstandbehoevende omstandigheden te verkeren – een zwaarwegend belang bij het alsnog in behandeling nemen van de aanvraag om bijstand, ook als het recht op bijstand op dat moment niet vaststaat. De omstandigheid dat meerdere aanvragen van appellante voorafgaand aan en na afloop van aan de orde zijnde aanvraag buiten behandeling zijn gesteld, doet aan dit zwaarwegende belang niet af.

Dat het college na het verstrekken van alle bankafschriften, alsnog verder onderzoek zal moeten doen naar het recht op bijstand van appellante, betekent anders dan het college stelt, niet dat hier sprake is van een aanzienlijke bestuurslast aan de kant van het college. Ook als appellante de bankafschriften tijdig zou hebben ingediend, had het college dit onderzoek moeten verrichten. Van een zwaarwegende bestuurslast is dan ook geen sprake. Het college heeft bij afweging van alle betrokken belangen in bezwaar de buitenbehandelingstelling van de aanvraag redelijkerwijs niet kunnen handhaven.

Uitspraak

20/1947 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 10 april 2020, 19/1054 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (college)

Datum uitspraak: 16 januari 2024

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 18 december 2018 heeft het college de aanvraag om bijstand van appellante van 19 november 2018 met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 17 april 2019 (bestreden besluit) bij de buitenbehandelingstelling gebleven. Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.

De Raad heeft in een brief van 27 januari 2023 (regiebrief) het college gewezen op een uitspraak van 13 december 20221 en het college verzocht om zijn standpunt nader toe te lichten. In een brief van 22 februari 2023 heeft het college gereageerd op de regiebrief.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 juli 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Kaya. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J.P. Hageman.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om een buitenbehandelingstelling van de aanvraag om bijstand van appellante. Volgens het college heeft appellante de aanvraag niet aangevuld. Appellante heeft namelijk de gevraagde bankafschriften niet op tijd verstrekt. Appellante vindt de buitenbehandelingstelling disproportioneel, omdat zij de brief van 23 november 2018, waarbij het college haar heeft uitgenodigd voor een gesprek en waarbij het college haar gevraagd heeft stukken mee te nemen, niet heeft ontvangen. Bovendien heeft zij later wel alle bankafschriften overgelegd. De door appellante aangevoerde gronden slagen gedeeltelijk. Het college zal een nieuwe inhoudelijke beslissing moeten nemen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontving bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande ouder. Bij besluit van 22 augustus 2018 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 10 augustus 2018 ingetrokken omdat zij te lang in Turkije verbleven had. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.

1.2.

Vervolgens heeft appellante op 5 september 2018 een aanvraag om bijstand ingediend. Na een intakegesprek op 18 september 2018 heeft het college appellante bij brief van 19 september 2018 verzocht om voor 27 september 2018 nadere gegevens aan te leveren, waaronder bankafschriften van de rekening van haar minderjarige dochter (hierna: dochter) over de periode van 21 augustus tot 5 september 2018 en een betalingsbewijs van vliegtickets van de vakantie van appellante naar Turkije. Appellante heeft op 26 september 2018 een aantal gegevens ingeleverd, te weten een overzicht van de bankrekening van haar dochter, een kopie van haar zorgpolis en een e-ticket van de terugreis van haar vakantie. Het college heeft appellante bij brief van 27 september 2018 een hersteltermijn geboden tot 4 oktober 2018 om de nog ontbrekende stukken te verstrekken. Appellante heeft binnen de hersteltermijn geen gegevens meer ingeleverd. Het college heeft vervolgens de aanvraag om bijstand bij besluit van 8 oktober 2018 buiten behandeling gesteld. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.

1.3.

Appellante heeft op 19 november 2018 een tweede aanvraag om bijstand ingediend. Het dossier bevat een brief van 23 november 2018 waarin het college appellante uitnodigt voor een gesprek op 30 november 2018. Appellante is daarbij verzocht de gegevens op het overzicht (checklist), waaronder bankafschriften van haar rekening over de laatste drie maanden, mee te nemen alsook bankafschriften van de rekening van haar dochter over de periode van 21 augustus 2018 tot 5 september 2018, een schriftelijke verklaring hoe appellante haar reis naar en verblijf in Turkije heeft bekostigd, een betalingsbewijs van de vliegtickets en een polisblad van haar zorgverzekering. Appellante is niet op het gesprek verschenen en heeft geen gegevens ingeleverd.

1.4.

Het college heeft appellante bij brief van 5 december 2018 een hersteltermijn gegeven en appellante verzocht vóór 13 december 2018 de op de checklist vermelde stukken in te leveren en ook de andere onder 1.3 genoemde gegevens. Appellante heeft bij e-mailbericht van 13 december 2018 een deel van de gevraagde gegevens ingeleverd. Zij heeft onder meer bankafschriften van haar rekening over de laatste drie maanden ingeleverd, met uitzondering van pagina 4 van volgnummer 11.

1.5.

Het college heeft daarna de besluiten genomen die zijn genoemd onder procesverloop.

Uitspraak van de rechtbank

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvrager gehouden is de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. De financiële situatie van appellante is een essentieel gegeven voor de beoordeling of appellante in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. In ieder geval heeft appellante de gevraagde bankafschriften niet (compleet) ingediend en niet valt in te zien dat de geboden hersteltermijn te kort was om over de gevraagde stukken te kunnen beschikken. Het college was bevoegd de aanvraag van appellante niet in behandeling te nemen en heeft in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: regelgeving

Algemene wet bestuursrecht