Home

Centrale Raad van Beroep, 08-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1904, 22/2512 PW

Centrale Raad van Beroep, 08-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1904, 22/2512 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 oktober 2024
Datum publicatie
13 februari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1904
Zaaknummer
22/2512 PW

Inhoudsindicatie

Buiten toepassing verklaren van het appelverbod. Geen eerlijk proces. De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan zonder dat appellant kennis heeft kunnen nemen van de brief van het college en daarop heeft kunnen reageren, terwijl de uitspraak is gebaseerd op het daarin verwoorde standpunt van het college. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat sprake is van een zodanige schendig van het beginsel van hoor en wederhoor, dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. De rechtbank mocht niet uitgaan van de eerdere door appellant verleende toestemming om zonder zitting uitspraak te doen. Het appelverbod van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder e, van de Awb moet buiten toepassing worden gelaten.

Uitspraak

22/2512 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel van 28 juli 2022, 22/505 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente (college)

Datum uitspraak: 8 oktober 2024

In deze zaak gaat het om doorbreking van het appelverbod. Op grond van artikel 8:104 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geen hoger beroep mogelijk tegen een uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter van de rechtbank (voorzieningenrechter). Hierop is een uitzondering mogelijk als sprake is van een zodanige schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, dat van een eerlijk proces geen sprake is. Deze uitzondering doet zich hier voor. Het appelverbod moet daarom buiten toepassing worden gelaten.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Nadien heeft mr. K. Wevers zich als opvolgend gemachtigde gesteld. Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 juli 2024. Partijen zijn, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante heeft op 26 februari 2022 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicinale cannabis van het merk Bedrocan.

1.2.

Het college heeft met een besluit van 10 maart 2022 de aanvraag afgewezen op de grond dat sprake is van draagkracht uit inkomen.

1.3.

Appellante heeft hiertegen op 18 maart 2022 bezwaar gemaakt. Verder heeft zij zich op 23 maart 2022 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen en – voor zover van belang – te bepalen dat het college de medische kosten van appellante vergoedt totdat op het bezwaarschrift is beslist.

1.4.

Tijdens de bezwaarprocedure heeft het college met een nader besluit van 28 april 2022 voor de periode 1 mei 2022 tot en met 31 juli 2022 bijzondere bijstand toegekend voor de kosten van het medicijn Bedrocan.

1.5.

Appellante heeft met een brief van 10 mei 2022 het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met het verzoek het college te veroordelen in de proceskosten. Appellante heeft hierbij de voorzieningenrechter toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen.

1.6.

In een brief van 23 mei 2022 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat appellante geen recht heeft op een proceskostenvergoeding. Het college heeft dit standpunt, samengevat, als volgt gemotiveerd. Het college had ten tijde van het nemen van het besluit van 28 april 2022 meer tijd nodig voor een volledige heroverweging en heeft er daarom voor gekozen om de bijzondere bijstand voor een gelimiteerde periode toe te kennen. Het besluit van 28 april 2022 is slechts tijdelijk van aard, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek, dat noodzakelijk is om het recht op bijzondere bijstand vast te stellen. Dit besluit zou ook zijn genomen als er geen verzoek om een voorlopige voorziening zou zijn ingediend. Het besluit is bovendien niet herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, maar om het risico dat er eventueel onomkeerbare gevolgen zouden optreden te voorkomen.

Uitspraak van de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van appellante om het college te veroordelen in de proceskosten afgewezen op de grond dat geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De voorzieningenrechter heeft zich hiervoor gebaseerd op de in 1.6 vermelde brief van het college van 23 mei 2022. De toekenning van bijzondere bijstand heeft volgens het college het karakter van een ordemaatregel ter voorkoming van onherstelbaar onevenredig nadeel, die is gegeven op basis van andere informatie dan die aan de aanvraag en de in bezwaar aangevochten afwijzing ten grondslag lag.

Het standpunt van appellante

3. Volgens appellante dient het appelverbod in deze zaak te worden verbroken, omdat de voorzieningenrechter het beginsel van hoor en wederhoor zodanig heeft geschonden dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend.

Het oordeel van de Raad

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels