Home

Centrale Raad van Beroep, 08-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1973, 22/2097 PW

Centrale Raad van Beroep, 08-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1973, 22/2097 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 oktober 2024
Datum publicatie
8 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1973
Zaaknummer
22/2097 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand Legeskosten in verband met geslachtswijziging. Wel bijzondere omstandigheden. De kosten die appellante moet maken voor het tussentijds vervangen van haar verblijfsdocument zijn specifiek het gevolg van haar geslachtsverandering. Een geslachtsverandering is een zeer uitzonderlijke gebeurtenis in het leven van een persoon en iets waar heel weinig mensen mee te maken krijgen. Om die reden zijn de legeskosten in een situatie als deze geen incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, maar vloeien deze kosten voort uit bijzondere omstandigheden. De Raad voorziet zelf en kent appellante bijzondere bijstand toe tot een bedrag van € 135,-.

Uitspraak

22/2097 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 25 mei 2022, 21/3478 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (college)

Datum uitspraak: 8 oktober 2024

Het gaat in deze zaak om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de legeskosten van een nieuw verblijfsdocument vanwege een geslachtswijziging. De vraag die hier voorligt is of er in het geval van appellante bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college aan haar bijzondere bijstand voor deze kosten had moeten verlenen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Dit betekent dat het college aan appellante bijzondere bijstand moet verlenen voor de legeskosten van een nieuw verblijfsdocument.

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 1 april 2021 heeft het college de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor legeskosten voor een nieuw verblijfsdocument afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 5 augustus 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. F.R.G. Keijzer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Naar aanleiding van de in de kennisgeving opgenomen vragen heeft appellante met een brief van 21 augustus 2023 een aantal vragen van de Raad beantwoord.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 augustus 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Keijzer, [naam] van VluchtelingenWerk Nederland en een tolk. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Ockers en J. van der Wal.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Zij is vijf jaar geleden in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen. Om die reden is aan appellante een verblijfsdocument verstrekt.

1.2.

Appellante is transgender en heeft een geslachtsverandering ondergaan. Daardoor had zij een nieuw verblijfsdocument nodig. Op 2 februari 2021 heeft zij bij het college bijzondere bijstand aangevraagd voor de legeskosten voor dat nieuwe verblijfsdocument. Het gaat om een bedrag van € 135,-.

1.3.

Bij besluit van 1 april 2021, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft het college de aanvraag afgewezen. Het college heeft daaraan ten grondslag gelegd dat legeskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die appellante in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen. Het gaat om kosten die iedereen moet maken ten behoeve van de identificatieplicht.

De uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daartoe – voor zover hier van belang – overwogen dat de stelling van appellante dat de legeskosten alleen gelden voor vreemdelingen die tussentijds een verblijfsdocument moeten vervangen wegens een geslachtsverandering, en niet voor vreemdelingen die hun verblijfsdocument verlengen, weliswaar juist is, maar dat dit niet is aan te merken als een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW. Iedere vreemdeling moet voor een tussentijdse vervanging immers legeskosten betalen. Het tussentijds vervangen van een verblijfsdocument als gevolg van een geslachtstransitie is wel bijzonder te noemen, maar dit levert volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheid op.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft daartegen aangevoerd dat de legeskosten in haar geval wel voortvloeien uit bijzondere omstandigheden Wat zij daarover naar voren heeft gebracht wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel