Centrale Raad van Beroep, 30-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2092, 23/2341 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 30-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2092, 23/2341 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2024
- Datum publicatie
- 8 november 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:2092
- Zaaknummer
- 23/2341 WMO15
Inhoudsindicatie
Aanvraag maatwerkvoorziening Wmo. Appellante heeft een geluidswerende voorziening voor haar woning aangevraagd. Het college had de problemen van appellante met betrekking tot de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in kaart moeten brengen en moeten nagaan of met de gevraagde voorziening een passende bijdrage wordt geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie. Nu het college dit heeft nagelaten is het onderzoek onzorgvuldig geweest. Hoger beroep slaagt.
Uitspraak
23/2341 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juni 2023, 22/533 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren (college)
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
Het college heeft de door appellante aangevraagde maatwerkvoorziening afwezen omdat er geen medische noodzaak is. De Raad is van oordeel dat het college zich ten onrechte heeft beperkt tot de vraag of de klachten medisch aantoonbaar zijn. Het college heeft niet de beperkingen van appellante met betrekking tot de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in kaart gebracht. Het door het college verrichte onderzoek is daarom onzorgvuldig.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.S. Eisenberger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 september 2024. Voor appellante zijn mr. Eisenberger en P.W.M. de Pagter verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door R. d’Accorso.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante heeft melding gedaan van haar hulpvraag ten aanzien van een prikkelarme woonomgeving. Na de melding heeft op 23 december 2020 een telefonisch onderzoek plaatsgevonden. Appellante heeft vervolgens op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een geluidswerende voorziening voor haar huurwoning aangevraagd. Na een huisbezoek op 4 februari 2021 heeft het college bij besluit van 9 februari 2021 (primair besluit) de aanvraag afgewezen. Het college heeft gesteld dat het niet in staat is om de hulpvraag vast te stellen en dat de noodzaak van de gevraagde voorziening niet kan worden beoordeeld wegens renovatie van de woning. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 december 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard omdat het niet mogelijk is objectief de problemen voor wat betreft het wonen en de geluidsoverlast te beoordelen op het moment dat appellante nog woonachtig was in de tijdelijke woning omdat haar eigen woning werd gerenoveerd. Verder heeft het college voldoende onderzoek gedaan, namelijk het telefonisch onderzoek en het huisbezoek.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de beroepsprocedure heeft het college een rapport van Argonaut van 16 maart 2022 ingediend. Vervolgens heeft het college, conform de ter zitting gemaakte afspraken, een nieuw advies van Argonaut laten opstellen en in de procedure gebracht, namelijk een advies van 21 februari 2023. Naar aanleiding van dit advies heeft het college het bestreden besluit gehandhaafd maar met een gewijzigde motivering, namelijk dat er geen medische noodzaak bestaat voor het wonen in een geluidsarme woning.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat het onderzoek van het college niet zorgvuldig was. Het college heeft het stappenplan, zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Raad, niet gevolgd. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep ongegrond verklaard omdat appellante met recht en reden beroep heeft ingesteld.