Home

Centrale Raad van Beroep, 31-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2104, 23/3314 AOW

Centrale Raad van Beroep, 31-10-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2104, 23/3314 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
31 oktober 2024
Datum publicatie
13 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2104
Zaaknummer
23/3314 AOW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag overbruggingsuitkering . De lijfrente-uitkering van appellante eindigde niet in de maand van haar 65ste verjaardag of de eerste dag van de maand na haar 65ste verjaardag. Hierdoor is niet voldaan aan artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de OBR.

Uitspraak

23/3314 AOW

Datum uitspraak: 31 oktober 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 oktober 2023, 23/796 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

In deze uitspraak bevestigt de Raad dat de Svb afwijzend mocht beslissen op het verzoek van appellante om haar vanaf haar 65ste verjaardag een overbruggingsuitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 19 september 2024. Voor appellante is mr. Van Dijk verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. N. Diamant en mr. E.M. Mulder.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep van appellante zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante is geboren op [geboortedatum] 1957. Ingevolge artikel 7a, aanhef en sub m, van de AOW1 is de voor appellante geldende pensioengerechtigde leeftijd 67 jaar.

1.2.

Bij aanvraagformulier van 5 juni 2022 heeft appellante de Svb verzocht om haar vanaf haar 65ste verjaardag tot haar pensioengerechtigde leeftijd een overbruggingsuitkering toe te kennen op grond van de OBR.2 Op dit verzoek heeft de Svb bij besluit van 15 juni 2022 afwijzend beslist.

1.3.

Appellante heeft tegen het onder 1.2 vermelde besluit bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de Svb bij besluit van 15 december 2022 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartoe heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels