Centrale Raad van Beroep, 19-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2214, 23/1136 PW
Centrale Raad van Beroep, 19-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2214, 23/1136 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 19 november 2024
- Datum publicatie
- 4 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:2214
- Zaaknummer
- 23/1136 PW
Inhoudsindicatie
Inhouding op bijstand. Derdenbeslag. Geen ruimte voor belangenafweging. Afwijzing verzoek om schadevergoeding. Het college is binnen de kaders van het beslag gebleven, omdat de beslagkosten worden genoemd in het beslagexploot. Het college is gehouden volledig uitvoering te geven aan het beslag zonder de geldigheid en de omvang daarvan te mogen beoordelen. Voor het college was er geen ruimte voor belangenafweging. Omdat er geen onrechtmatig besluit is dat tot schade heeft geleid wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Uitspraak
23/1136 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2023, 22/3119 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard (college)
Datum uitspraak: 19 november 2024
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over een inhouding van bijstand om zo uitvoering te geven aan een beslag van een schuldeiser. Volgens appellant is het college met de inhouding niet binnen het kader van het beslag gebleven en was de inhouding daarom onrechtmatig. De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet slaagt, omdat de kosten waarop het beslag ziet binnen het kader van dat beslag vallen. Het verzoek om schadevergoeding wijst de Raad af, omdat er geen onrechtmatig besluit is dat tot schade heeft geleid.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om het college te veroordelen tot vergoeding van schade. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 april 2024. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Danielse.
De Raad heeft de zaak opnieuw behandeld op een zitting van 8 oktober 2024. Appellant is verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant ontvangt bijstand, laatstelijk op grond van de Participatiewet. Met een betaalspecificatie van de maand juni 2020, nader toegelicht bij brief van 21 juli 2020, heeft het college een bedrag van € 52,62 ingehouden op de bijstand. De inhouding houdt verband met een sinds 2013 lopend derdenbeslag en betreft blijkens de brief van 21 juli 2020 de rente over de verschuldigde hoofdsom.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding, omdat hij geen rente verschuldigd is over de hoofdsom. Hij heeft met de laatste inhouding in mei 2020 de volledige hoofdsom voldaan waarmee het derdenbeslag is afgewikkeld. Met een besluit van 24 mei 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat nader contact met de beslaglegger heeft uitgewezen dat de inhouding in juni 2020 niet zag op wettelijke rente, maar op de kosten van de afwikkeling van het derdenbeslag. Volgens het college is met de inhouding binnen de grenzen van het gelegde beslag gebleven.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het college binnen het kader van het beslag is gebleven omdat de voortduring van het beslag zag op de te betalen kosten van de afwikkeling van het beslag. Deze kosten vallen blijkens het beslagexploot van 14 juni 2013 ook onder het beslag.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.