Home

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:223, 22/2835 WAO

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:223, 22/2835 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
12 februari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:223
Zaaknummer
22/2835 WAO

Inhoudsindicatie

Met ingang van 15 september 2019 is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de WAO vastgesteld op 62,59% en de WAO-uitkering verhoogd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%. De rechtbank heeft terecht door hem ingeschakelde deskundige gevolgd omdat de door deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Urenbeperking. Geen geheime of verborgen arbeidskundige informatie.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 februari 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 juli 2022, 20/1462 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.A.H. Theunissen hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere reacties en stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Theunissen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door

P.J. Langius.

OVERWEGINGEN

1.1.

Appellant is werkzaam geweest als administratief medewerker voor 40 uur per

week. Met ingang van 7 maart 2000 is aan hem een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend wegens nek- en schouderklachten. Sinds 2006 is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant vastgesteld op 15 tot 25%.

1.2.

In het kader van een herbeoordeling heeft appellant op 28 juni 2019 het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van psychische en fysieke beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 augustus 2019. Daarbij is geen urenbeperking aangenomen. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 40,56%. Bij besluit van 21 augustus 2019 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant met ingang van 15 september 2019 herzien naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 28 januari 2020 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan bestreden besluit 1 ligt een rapport van 6 december 2019 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.

2.1.

Appellant heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1 en een expertiserapport ingebracht. De rechtbank heeft vervolgens verzekeringsarts P.J.A.J. van Amelsfoort als deskundige benoemd. De deskundige heeft in een eerste rapport geconcludeerd dat een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week dient te worden vastgesteld. In een aanvullend rapport heeft de deskundige dat standpunt genuanceerd, in die zin dat als appellant na een aaneengesloten arbeidsduur van 4 uur 2 uur kan recupereren, hij na die 2 uur recuperatie nog 2 uur zou kunnen werken. De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 8 november 2021 de conclusie van deskundige Van Amelsfoort gevolgd en het Uwv opgedragen het gebrek in bestreden besluit 1 te herstellen door de door de deskundige genoemde urenbeperking op de nemen in een nieuwe FML.

2.2.

Het Uwv heeft van de geboden mogelijkheid het gebrek te herstellen gebruik gemaakt. Daartoe heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking van gemiddeld 6 uur per dag en gemiddeld 30 uur per week opgenomen in een FML van 15 november 2021. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft uitgaande van de aangescherpte FML het CBBS geraadpleegd en functies geselecteerd op grond waarvan per 15 september 2019 de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 62,59%. Bij besluit van 31 januari 2022 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en met ingang van 15 september 2019 de WAO-uitkering gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.

2.3.

Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd met een veroordeling in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht. Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv in zijn reactie van 9 mei 2022 voldoende heeft toegelicht dat met de urenbeperking zoals door Van Amelsfoort is aangegeven, namelijk 4 uur aaneengesloten werken, een recuperatie van 2 uur en vervolgens nog 2 uur werken, appellant in staat is om in totaal 6 uur op een dag te werken. Met de aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 5 mei 2022 is voldoende toegelicht dat de geselecteerde functies zoals die ten grondslag liggen aan bestreden besluit 2 voldoen aan de door Van Amelsfoort gestelde voorwaarde, omdat ofwel in die functie niet meer dan 4 uur per dag (aaneengesloten) wordt gewerkt ofwel na die 4 uur een recuperatie van 2 uur mogelijk is.

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft erop gewezen dat in de aangepaste FML van 15 november 2021 de door Van Amelsfoort geadviseerde urenbeperking door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet geheel is overgenomen. De geadviseerde rustpauze van 2 uur na 4 uur werken, waarna appellant alsnog 2 uur kan werken, is niet expliciet neergelegd in de FML. Omdat deze rustpauze niet is overgenomen in de FML zijn de geselecteerde functies machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122), bezorger pakketten e.d. (auto) (SBC-code 282102) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) niet geschikt vanwege overschrijding van de belastbaarheid. Appellant heeft nog een nadere verklaring van Van Amelsfoort van 17 augustus 2022 ingebracht.

3.2.

Het Uwv heeft erop gewezen dat de visie van Van Amelsfoort over de urenbeperking van appellant op een correcte wijze bij de beoordeling betrokken en is overgenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, te weten dat na 4 uur (lichte) werkzaamheden sprake dient te zijn van een ruime recuperatietijd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens, na daartoe informatie te hebben gevraagd aan de arbeidskundig analist, bevestigd dat het in de geduide functies mogelijk is om na 4 uur werken 2 uur te recupereren en vervolgens weer maximaal 2 uur te werken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 5 mei 2022 toegelicht dat de geselecteerde functies zoals die ten grondslag liggen aan bestreden besluit 2 voldoen aan de door Van Amelsfoort gestelde voorwaarde. In de functies behorende bij de SBC-code 282102 (bezorger pakketten e.d) wordt niet meer dan 4 uur per dag (aaneengesloten) gewerkt, in de functies behorende bij de SBC-code 264122 (machinaal metaalbewerker) wordt vijf uur per dag gewerkt en deze uren zijn – zoals door de arbeidskundig analist aangegeven - geheel naar eigen inzicht in te delen en in de functies behorende bij de SBC-code 315100 (administratief ondersteunend medewerker) wordt ofwel vijf uur of zes uur per dag gewerkt, waarbij – zoals eerder door de arbeidskundig analist nagevraagd – een pauze van twee uur in samenspraak met de leidinggevende mogelijk is.

3.3.

In reactie hierop heeft appellant aangevoerd dat de aanvullende informatie van de arbeidskundig analist over de mogelijkheid van 2 uur rust na 4 uur werken, niet kenbaar en verifieerbaar is terug te vinden in het CBBS. Deze consultvragen en antwoorden zijn geen onderdeel van de in het CBBS opgenomen informatie en worden ook niet spontaan door het Uwv aan de CBBS-gegevens toegevoegd. Daarmee betreft het geheime dan wel verborgen informatie. Verder zijn bij de functieduiding individuele functies geselecteerd die alleen voorkomen in de regio waarin het bedrijf is gevestigd waarbinnen de beschreven functie bestaat. Daarmee is niet gegarandeerd dat ten aanzien van de onder de dezelfde SBC-code opgenomen functies binnen de andere (van de in totaal vijf) regio’s in Nederland dezelfde condities gelden zoals neergelegd in de voor appellant geselecteerde functies. De geselecteerde functies zijn dan ook niet representatief. Voorts overschrijden de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellant wegens het tempo, nauwkeurigheid van het werken, het reiken en hoog handelingstempo, de tilbelasting en het trappenlopen. Er resteren onvoldoende functies om de theoretische schatting van het arbeidsongeschiktheidspercentage op te kunnen baseren.

3.4.

Het Uwv heeft toegelicht dat met de door appellant genoemde “verborgen of geheime informatie” de vragen van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en antwoorden van de arbeidskundig analist zijn bedoeld die zijn ingebracht naar aanleiding van het deskundigenrapport. Dit betreft geen geheime informatie. In individuele gevallen is het mogelijk dat de arbeidsdeskundige, bijvoorbeeld gelet op specifieke beperkingen zoals bij appellant, meer informatie nodig heeft om de functie te kunnen beoordelen, dan in de functiebeschrijving is aangegeven. In dat geval zal de arbeidsdeskundige de reactie van de arbeidskundig analist kenbaar maken in het rapport zoals de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dit heeft gedaan in zijn rapport van 5 mei 2022. Deze antwoorden van de arbeidskundig analist worden opgenomen in een kennisbank omdat zij zien op specifieke situaties zijn die niet bij elke beoordeling aan de orde is.

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

In geschil is of de rechtbank terecht bestreden besluit 2 in stand heeft gelaten. Inhoudelijk gaat het om de vraag of het Uwv met ingang van 15 september 2019 op juiste gronden de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de WAO heeft vastgesteld op 62,59% en de WAO-uitkering heeft verhoogd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.

4.2.

Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de door deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in dit geval geen aanleiding bestaat af te wijken van dit uitgangspunt en Van Amelsfoort gevolgd in diens conclusie dat voor appellant een urenbeperking geldt in die zin dat na 4 uur werken, en 2 uur rust, nog 2 uur gewerkt kan worden. Appellant heeft geen medische gegevens ingebracht die aanleiding geven om hieraan te twijfelen. De nadere reactie van Van Amelsfoort van 17 augustus 2022 bevat geen wijziging van zijn standpunt. Van Amelsfoort heeft daarin benadrukt dat hij geen oordeel geeft over de vraag of appellant kan werken en heeft zijn standpunt herhaald dat appellant in staat is 4 uur achtereen te werken en dat na een recuperatieperiode van 2 uur lichte activiteiten weer mogelijk zijn. Appellant is dus onder die omstandigheden belastbaar met inachtneming van de overige beperkingen die zijn neergelegd in de FML. Het is de arbeidsdeskundige die dan bepaalt of op basis van die gegevens functies zijn te vinden die appellant kan verrichten. Of met andere woorden of appellant kan werken.

4.3.

Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet voldoen aan de door de deskundige geadviseerde urenbeperking. Het Uwv heeft terecht gewezen op het rapport van 5 mei 2022 waarin de arbeidsdeskundige gemotiveerd heeft toegelicht dat in de geselecteerde functies aan de gestelde urenbeperking wordt voldaan. Ook is inzichtelijk en uitgebreid uiteengezet dat de functies vallen binnen de belastbaarheid van appellant voor wat betreft het tempo, nauwkeurigheid, reiken, conflicthantering, tillen en trappenlopen. Gewezen wordt op de rapporten van 27 januari 2022, 28 oktober 2022 en 25 oktober 2023. Appellant heeft geen nadere argumenten ingebracht die twijfel geven aan de bevindingen en conclusies in deze rapporten.

4.4.

Voor het standpunt van appellant dat de consultvragen en antwoorden van de arbeidskundig analist geheime of verborgen informatie betreft die voor appellant niet kenbaar of verifieerbaar is, bestaat geen grond. Voor de wijze waarop het Uwv functies in het CBBS opneemt voor gebruik bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen, wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 15 mei 20191. In deze uitspraak is een uitgebreide toelichting van het Uwv vermeld over de wijze waarop functies in het CBBS worden opgenomen voor gebruik bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen. Gelet op deze toelichting heeft de Raad geconcludeerd dat niet kan worden gezegd dat bij gebruikmaking van het CBBS sprake is van besluitvorming die als gevolg van niet kenbare keuzes, gegevens en aannames onvoldoende inzichtelijk en controleerbaar is. In beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens, waarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn als een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. Het Uwv heeft overtuigend uiteengezet dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van de door de deskundige vastgestelde urenbeperking specifieke nadere informatie nodig had van de arbeidskundig analist. Deze informatie heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opgenomen in het rapport van 5 mei 2022. Er geen sprake van geheime of verborgen informatie, noch is er reden te twijfelen aan de hierin opgenomen inhoud van de informatie.

4.5.

Ook is het Uwv gemotiveerd ingegaan op de grond over de regionale spreiding van de functies in een SBC-code. De Raad onderschrijft het standpunt van het Uwv dat de realiteitsgehalte van de claimbeoordeling – door het Uwv zo ingevuld dat tenminste een functie uit dezelfde SBC-code in elk van de vijf regio’s waarin Nederland is verdeeld moet voorkomen – los staat van de vraag of een functie binnen een SBC-code in een individueel geval geschikt is voor een verzekerde. De regionale spreiding betekent niet dat beoordeeld dient te worden of de verzekerde voor alle functies in de verschillende regio’s geschikt is. Daarbij heeft het Uwv terecht opgemerkt dat het immers niet gaat om exact dezelfde functies, maar functies die voor tenminste 65% bestaan uit hetzelfde soort werk. Met de toelichtingen in de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is voldoende toegelicht dat de voor appellant geselecteerde functies passen binnen de belastbaarheid van appellant.

4.6.

Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd voor zover aangevallen. Dit betekent dat het Uwv de WAO-uitkering van appellant op juiste gronden per 15 september 2019 heeft berekend naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 55 tot 65%.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.

Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin als voorzitter en J.D. Streefkerk en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.

(getekend) M.E. Fortuin

(getekend) D. Schaap