Home

Centrale Raad van Beroep, 21-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2236, 23/1988 AOW

Centrale Raad van Beroep, 21-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2236, 23/1988 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 november 2024
Datum publicatie
28 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2236
Zaaknummer
23/1988 AOW

Inhoudsindicatie

Herziening AOW-pensioen met volledig terugwerkende kracht, per 3 mei 2015, naar de norm voor een gehuwde. Grondslag is schending inlichtingenverplichting en oplegging boete. Het besluit over de terugvordering wordt gematigd. Bij nader besluit is de herziening beperkt tot een kortere periode. Toepassing beleidsregel LJN SB1407. De Svb ziet in de omstandigheden van het geval van appellant dringende redenen om de terugwerkende kracht van de herziening te matigen met 50%. Geen schending vertrouwensbeginsel. Vergoeding proceskosten en griffierecht.

Uitspraak

23/1988 AOW, 24/1855 AOW

Datum uitspraak: 21 november 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 mei 2023, 22/1371 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de herziening van het AOW-pensioen van appellant en over de vraag of sprake is van een dringende reden om daarvan af te zien. De Svb ziet in de omstandigheden van het geval een dringende reden om de terugwerkende kracht van de herziening te matigen tot de helft. De Raad oordeelt dat de Svb de herziening niet verder heeft hoeven matigen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A. Spek, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben schriftelijke vragen van de Raad beantwoord.

De Svb heeft op 23 juli 2024 een nieuw besluit genomen.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 augustus 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Spek. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans en mr. N. Zuidersma-Hovers.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant woont in Nederland. Op [datum] 2014 is hij gehuwd in Marokko. Zijn echtgenote woonde op dat moment in Marokko en is in juni 2021 naar Nederland verhuisd.

1.2.

Appellant heeft op 25 januari 2015 een aanvraag ingediend om een ouderdomspensioen op grond van de AOW.1 Op de aanvraag staat vermeld dat hij ongehuwd is en alleen woont. Zijn huwelijk is daarin niet gemeld. De Svb heeft met een besluit van 11 februari 2015 met ingang van 3 mei 2015 een AOW-pensioen aan appellant toegekend naar de norm voor een ongehuwde.

1.3.

Appellant heeft bij de Svb een aanvraag gedaan voor de inkomensvoorzienig AIO.2 Op deze aanvraag, die de Svb op 8 februari 2017 heeft ontvangen, heeft appellant gemeld dat hij een partner in Marokko heeft. Op 10 februari 2017 ontving de Svb een melding van de gemeente Den Haag dat appellant gehuwd is. Hierop heeft de Svb aanvullende informatie opgevraagd bij appellant over zijn leefsituatie. Omdat appellant de gevraagde gegevens niet heeft overgelegd, heeft de Svb de aanvraag voor de AIO niet verder in behandeling genomen.

1.4.

Op 13 juli 2021 heeft appellant de Svb gemeld dat hij per 23 juni 2021 samenwoont met zijn echtgenote. Hierop heeft de Svb de BRP3 geraadpleegd en geconstateerd dat appellant bij de aanvang van het AOW-pensioen al gehuwd was. Met een besluit van 27 september 2021 heeft de Svb het AOW-pensioen van appellant met volledig terugwerkende kracht, per 3 mei 2015, herzien naar de norm voor een gehuwde.

1.5.

De Svb heeft dit besluit gehandhaafd met de beslissing op bezwaar van 19 januari 2022 (bestreden besluit). Daaraan heeft de Svb ten grondslag gelegd dat appellant zijn inlichtingenverplichting niet is nagekomen door niet te melden dat hij gehuwd was. De Svb is op grond van de AOW in een geval als dit in beginsel verplicht te herzien met volledig terugwerkende kracht. Een dringende reden om daarvan af te zien is er in dit geval volgens de Svb niet.

1.6.

Op 23 februari 2022 heeft de Svb een besluit genomen over de terugvordering. Daarbij is het bedrag dat wordt teruggevorderd gematigd met 25%, omdat de Svb niet adequaat heeft gereageerd op het eerdere signaal uit 2017 dat appellant gehuwd is. Ook is een boete opgelegd vanwege overtreding van de inlichtingenplicht. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het terugvorderingsbesluit en de boete. De behandeling van dit bezwaar is aangehouden in afwachting van het verloop van de onderhavige procedure.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en heeft daarmee de herziening van het AOW-pensioen met volledig terugwerkende kracht in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het AOW-pensioen te hoog is vastgesteld omdat appellant bij de aanvraag niet heeft gemeld dat hij gehuwd is. De Svb was op grond van de wet verplicht het AOW-pensioen te herzien.

Nader besluit Svb

3.1.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft op 23 juli 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar (bestreden besluit 2) genomen, waarin het bezwaar tegen het besluit van 27 september 2021 alsnog gegrond is verklaard en de herziening wordt beperkt tot de periode van juli 2018 tot en met augustus 2021.

Het standpunt van appellant

3.2.

Appellant heeft aangevoerd dat op grond van dringende redenen zijn AOW-pensioen niet met terugwerkende kracht zou moeten worden herzien. Hij heeft de inlichtingenplicht niet geschonden en het is volledig aan de Svb te wijten dat hij teveel AOW-pensioen heeft ontvangen. Zijn huwelijk stond in de BRP vermeld. Ook stelt appellant dat hij er op mocht vertrouwen dat hij recht had op een AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wettelijke regels en beleid

Verlaging of intrekking over perioden in het verleden

Beleid

Evenredigheidstoets