Centrale Raad van Beroep, 19-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2238, 23/670 PW
Centrale Raad van Beroep, 19-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2238, 23/670 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 19 november 2024
- Datum publicatie
- 4 december 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:2238
- Zaaknummer
- 23/670 PW
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. Kosten deskundigenonderzoek. Geen noodzakelijke kosten. Geen schending privacy. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kosten in zijn geval noodzakelijk waren. Het enkele feit dat appellant veroordeeld is tot het betalen van de kosten van het deskundigenonderzoek is daarvoor onvoldoende. Uit het vonnis van de kantonrechter kan niet worden opgemaakt was de context en aard van de procedure is waar hij bij betrokken is geweest. De door het college gevraagde informatie over de door appellant gevoerde procedure staan in redelijke verhouding tot de gemaakte inbreuk op de privacy van appellant en in de gegeven omstandigheden was er niet een voor appellant minder ingrijpende manier om een goed inzicht te krijgen in de noodzakelijkheid van de door appellant gevoerde procedure.
Uitspraak
23/670 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2023, 22/3793 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 19 november 2024
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een deskundigenonderzoek van € 2.542,51 op de grond dat deze kosten niet noodzakelijk zijn. Appellant moet die kosten betalen op grond van een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam. Appellant heeft aangevoerd dat uit het feit dat de kantonrechter ambtshalve besloten heeft dit deskundigenonderzoek te laten verrichten al blijkt dat de door hem gemaakte kosten noodzakelijk zijn. Het college kan dan niet van hem verwachten meer gegevens over de (noodzaak van) de procedure aan te leveren. Appellant krijgt daarin geen gelijk.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Heikens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vragen van de Raad beantwoord.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 juli 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Heikens. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Ahmed.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant ontvangt, samen met zijn echtgenote, een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Appellant heeft op 30 november 2021 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een deskundigenonderzoek van € 2.542,51. Appellant is in een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam veroordeeld die kosten te betalen.
Met een besluit van 7 januari 2022 heeft het college de aanvraag afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 18 juli 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bij de kosten van het deskundigenonderzoek gaat om noodzakelijke kosten van het bestaan. Appellant heeft, ondanks een verzoek daartoe, geen informatie verstrekt over de aard van de procedure waarin de rechter het deskundigenonderzoek heeft bevolen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.