Home

Centrale Raad van Beroep, 04-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2290, 23/3482 ZW

Centrale Raad van Beroep, 04-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2290, 23/3482 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 december 2024
Datum publicatie
5 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2290
Zaaknummer
23/3482 ZW

Inhoudsindicatie

Met ingang van 1 oktober 2022 is een maatregel van blijvend gehele weigering van de ZW-uitkering opgelegd, omdat appellant een benadelingshandeling heeft gepleegd door ontslag te nemen tijdens ziekte. De Raad oordeelt dat het nemen van ontslag tijdens ziekte in dit geval aan appellant verwijtbaar is, en dat die benadelingshandeling mocht leiden tot gehele weigering van de ZW-uitkering. De duur van die weigering moet echter worden beperkt tot en met 28 februari 2023, de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Appellant heeft recht op nabetaling van ziekengeld en proceskosten.

Uitspraak

23/3482 ZW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2023, 23/2659 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Datum uitspraak: 4 december 2024

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv appellant met ingang van 1 oktober 2022 terecht een maatregel van blijvend gehele weigering van de ZW-uitkering heeft opgelegd, omdat hij een benadelingshandeling in de zin van artikel 45, eerste lid, onder j van de ZW heeft gepleegd. Appellant vindt dat het nemen van ontslag hem niet (volledig) kan worden verweten. De Raad oordeelt dat het nemen van ontslag tijdens ziekte in dit geval verwijtbaar is, en die benadelingshandeling mocht leiden tot gehele weigering van de ZW-uitkering. De duur van die weigering moet echter worden beperkt tot en met 28 februari 2023, de einddatum van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Berkouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van schade. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 november 2024. Voor appellant is mr. Berkouwer verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. D.W.C. Jacobs.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van

belang.

1.1.

Appellant was werkzaam bij [naam horeca] als sous chef. Appellant had een

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (van 1 maart 2022 tot 1 maart 2023). Appellant heeft op 30 september 2022 zelf ontslag genomen. Op 18 januari 2023 heeft hij zich bij het Uwv ziekgemeld per 1 oktober 2022. Appellant heeft daarbij vermeld dat hij ontslag heeft genomen om zich voor zijn alcoholverslaving te laten behandelen. Het Uwv heeft met een besluit van 3 februari 2023 appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend, met toepassing van een maatregel van blijvend gehele weigering. Appellant heeft namelijk zijn recht op loon prijsgegeven door zelf ontslag te nemen, waardoor hij onnodig een beroep op een ZW-uitkering heeft gedaan.

1.2.

Bij besluit van 30 maart 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.

Uitspraak van de rechtbank

2.1.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Daarnaast staat niet ter discussie dat appellant op de datum in geding ziek was en dat hij tijdens zijn ziekte zelf ontslag heeft genomen. Het Uwv heeft daarmee terecht vastgesteld dat appellant een benadelingshandeling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW heeft gepleegd.

2.2.

Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de moeilijke situatie waarin appellant zich op het moment van de beëindiging van het dienstverband bevond, heeft de rechtbank hierin onvoldoende aanknopingspunten gezien om aan te nemen dat hij vanwege zijn ziekte de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 24 maart 2023 voldoende gemotiveerd heeft toegelicht dat bij appellant geen sprake was van een acuut lichamelijk of psychisch probleem op grond waarvan de ontslagname appellant in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen, maar van een chronisch verlopende alcoholverslaving, en dat appellant daarnaast een ruim voldoende intelligentie heeft om de gevolgen van het zelf genomen ontslag te kunnen overzien. Appellant heeft geen medische stukken verstrekt op grond waarvan aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet worden getwijfeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv dan ook terecht geen aanleiding heeft gezien om vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid van het opleggen van de maatregel af te zien.

2.3.

Verder is niet gebleken van dringende redenen op grond waarvan het Uwv van het opleggen van de maatregel had kunnen afzien. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de maatregel tot weigering van de uitbetaling van de ZW-uitkering in dit geval disproportioneel en onevenredig is. De enkele stelling van appellant dat een minder vergaande maatregel had kunnen worden opgelegd, is – wat daar verder van zij – daarvoor onvoldoende. Het Uwv heeft daarom terecht als maatregel een blijvende weigering van de uitbetaling van de ZW-uitkering opgelegd.

Het hoger beroep van appellant

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat ten tijde van het ontslag geen sprake was van een slechte psychische gesteldheid, maar van een chronisch verlopende alcoholverslaving en dat appellant ruim voldoende intelligentie heeft om de gevolgen van zijn handelen te kunnen overzien. De diagnose alcoholverslaving heeft bij appellant geleid tot paniekaanvallen en een angststoornis. Het enige waar hij nog aan kon denken was dat hij weg moest bij zijn werk en zichzelf moest laten behandelen. Het was een ondoordachte beslissing, maar niet onlogisch gezien zijn psychische gesteldheid. Daarnaast speelde schaamte een rol bij de keuze om ontslag te nemen. Appellant wilde niet dat zijn werkgever dit wist. Dit blijkt ook uit het behandelplan van de SGGZ. Tot slot is in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel, door niet voor een minder zware maatregel te kiezen.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING