Home

Centrale Raad van Beroep, 26-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2313, 24/439 PW

Centrale Raad van Beroep, 26-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2313, 24/439 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
26 november 2024
Datum publicatie
15 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2313
Zaaknummer
24/439 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. MiraDry-behandeling. Voorliggende voorziening. Keuze wetgever. Indien vaststaat dat het soort kosten valt onder de reikwijdte van de Zvw, is een voorliggende voorziening aanwezig. Het is moeilijk voor te stellen dat ervoor wordt gekozen om op zichzelf noodzakelijke zorg niet in de Zvw op te nemen enkel en alleen vanwege budgettaire redenen. Omdat hiervan alleen in uitzonderlijke gevallen sprake zal zijn, is de vooronderstelling gerechtvaardigd dat een keuze om medische zorg niet in het zorgpakket op te nemen, niet berust op louter budgettaire redenen. Gelet op deze vooronderstelling hoeft de bijstandverlenende instantie in beginsel geen onderzoek te doen naar het antwoord op de vraag om welke redenen de medische zorg niet is opgenomen in het zorgpakket. Op het college rust de bewijslast ten aanzien van de vraag of een bepaalde kostensoort binnen de reikwijdte van een voorziening valt en of er dus sprake is van een voorliggende voorziening. Niet in geschil is dat de kosten binnen de reikwijdte van de Zwv vallen en dat de kosten niet op grond van de Zvw worden vergoed. Het ligt op de weg van betrokkene om aannemelijk te maken dat de vooronderstelling in zijn geval niet opgaat. Appellant is daar niet in geslaagd.

Uitspraak

24/439 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 12 januari 2024, 23/2156 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Vught (college)

Datum uitspraak: 26 november 2024

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van medische zorg, specifiek een MiraDry-behandeling. Volgens het college heeft appellant geen recht op bijzondere bijstand voor een MiraDrybehandeling omdat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende, toereikende en passende voorziening moet worden beschouwd en in beginsel geen bijstand kan worden verleend indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van de kosten. Appellant vindt dat hij wel recht heeft op bijzondere bijstand omdat de kosten van de behandeling om budgettaire redenen buiten (de vergoeding van) de Zvw is gelaten. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Appellant krijgt dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.Th. van Alkemade, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 juli 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Alkemade. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Cavdarci.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ontvangt in aanvulling daarop bijstand ingevolge de PW naar de norm voor een alleenstaande. Appellant is bekend met hyperhidrosis axillaris. Deze aandoening leidt tot klachten van overmatig transpireren.

1.2.

Op 21 oktober 2020 heeft appellant bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een (eerste) zogenoemde MiraDry-behandeling. Met een besluit van 29 oktober 2020 heeft het college de aanvraag afgewezen die na bezwaar is gehandhaafd. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Hij heeft dat beroep ingetrokken omdat hij met het college een schikking heeft getroffen.

1.3.

Appellant heeft op 6 februari 2023 bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een (tweede) MiraDry-behandeling ingediend. Deze kosten bedragen € 995,-. Appellant heeft bij zijn aanvraag informatie overgelegd van zijn huisarts en zijn huidtherapeut.

1.4.

Met een besluit van 27 februari 2023, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 11 juli 2023 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd de Zvw in beginsel een voorliggende voorziening is die passend en toereikend is. Binnen de Zvw is een bewuste keuze gemaakt over het vergoeden van medische kosten, dat zeer dringende redenen die in het geval van appellant noodzaken om bijstand te verlenen niet aanwezig zijn en dat het college niet gehouden is om naast de kosten van de eerste behandeling ook de kosten van de tweede behandeling te vergoeden.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen aanvoert wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet

Algemene Bijstandswet (Stb. 1963, 284)

Algemene bijstandswet (Stb, 1995, 199 en 200)

Zorgverzekeringswet

Besluit zorgverzekering