Home

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2352, 23/585 JW

Centrale Raad van Beroep, 02-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2352, 23/585 JW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 december 2024
Datum publicatie
13 december 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2352
Zaaknummer
23/585 JW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag voorziening voor jeugdhulp. Betrokkenen hebben geen medewerking hebben verleend in de zin van artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw.

Uitspraak

23/585 JW, 23/586 JW, 23/587 JW, 23/612 JW, 24/1446 JW, 24/1447 JW

Datum uitspraak: 2 december 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 oktober 2021, 19/3618 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 januari 2023, 19/3618 (aangevallen einduitspraak)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Doesburg (college)

[betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] te [woonplaats] (betrokkenen)

SAMENVATTING

De uitspraak gaat over een aanvraag voor jeugdhulp. De Raad is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat betrokkenen onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek, waardoor niet kan worden vastgesteld of een voorziening voor jeugdhulp moet worden toegekend.

PROCESVERLOOP

Namens het college heeft mr. D. van Tilborg, advocaat, hoger beroep ingesteld. Namens betrokkenen heeft mr. R.C.A. van Niftrik, advocaat, een verweerschrift ingediend.

Namens betrokkenen heeft mr. Van Niftrik hoger beroep ingesteld. Namens het college heeft mr. Van Tilborg een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 5 juni 2024. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Tilborg, mr. J.L. Scheper en N.H.L. van den Berg. Namens betrokkenen zijn verschenen hun moeder [naam moeder] en mr. Van Niftrik.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Namens betrokkenen heeft hun moeder op 2 november 2018 een aanvraag ingediend voor een voorziening voor jeugdhulp voor 43,35 uur per week in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).

1.2.

Bij besluit van 14 februari 2019, gehandhaafd bij besluit van 28 mei 2019 (bestreden besluit 1), heeft het college de aanvraag van betrokkenen afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat er onvoldoende informatie is verkregen van betrokkenen en hun moeder om de in te zetten hulp en de beoogde resultaten te kunnen vaststellen. Het Jeugdteam heeft van de moeder geen gelegenheid gekregen om met betrokkenen in gesprek te gaan, terwijl dit wel noodzakelijk was om de benodigde hulp vast te kunnen stellen.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep van betrokkenen tegen bestreden besluit 1 op 4 maart 2021 ter zitting behandeld en het onderzoek vervolgens geschorst, omdat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft het college opgedragen om onderzoek te laten verrichten door een onafhankelijk deskundige naar de hulpvraag van betrokkenen en het gezin. Het college heeft aan deze opdracht voldaan.

Tussenuitspraak van de rechtbank

2.1.

In de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat in het uitgebrachte advies niet alle door de rechtbank voorgelegde vragen zijn beantwoord. De rechtbank heeft het college opnieuw in de gelegenheid gesteld de gebreken in het bestreden besluit 1 te herstellen en het college opgedragen een nader onderzoek te laten verrichten door een daartoe in te schakelen onafhankelijke derde.

2.2.

Het college heeft vervolgens nader onderzoek laten verrichten.

2.3.

Bij besluit van 20 juli 2022 (bestreden besluit 2) heeft het college het besluit van 28 mei 2019 ingetrokken, het bezwaar gegrond verklaard en aan betrokkenen over de periode 2 november 2018 tot 1 augustus 2023 een voorziening voor jeugdhulp toegekend in de vorm van een pgb. Het college heeft in dit besluit vermeld te overwegen in hoger beroep te gaan en dat de aanspraken op het met dit besluit toegekende pgb voorwaardelijk zijn.

Uitspraak van de rechtbank

2.4.

De rechtbank heeft in de aangevallen einduitspraak het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. Het college is daarbij veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.

Het standpunt van het college

3. Het college is het met de tussenuitspraak en de einduitspraak van de rechtbank niet eens. Het college heeft hiertoe als meest vergaande grond aangevoerd dat het bestreden besluit 1 een rechtmatig besluit is. Betrokkenen en hun moeder hebben de op hen rustende medewerkingsplicht geschonden. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of en zo ja welke jeugdhulp noodzakelijk was. De aanvraag voor een voorziening voor jeugdhulp is daarom terecht afgewezen.

Het standpunt van betrokkenen

4. Betrokkenen zijn het met de einduitspraak niet eens. Volgens betrokkenen is het college in bestreden besluit 2 ten onrechte afgeweken van de door de deskundige noodzakelijk geachte indicatie-omvang. Verder zijn betrokkenen het niet eens met het uurtarief.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING