Centrale Raad van Beroep, 01-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:236, 22/3998 TW
Centrale Raad van Beroep, 01-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:236, 22/3998 TW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 1 februari 2024
- Datum publicatie
- 13 februari 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:236
- Zaaknummer
- 22/3998 TW
Inhoudsindicatie
Toekenning toeslag op Ziektewetuitkering appellant met ingang van de datum van de geboorte van zijn dochter in 2021. Niet per 13 november 2020 omdat hij toen nog geen kind had en zijn echtgenote niet is geboren voor of op 31 december 1971 (de leeftijdseis). Het in artikel 3 van de TW gemaakte onderscheid op grond van leeftijd is objectief gerechtvaardigd. Er is geen ruimte om artikel 3 van de TW, een wet in formele zin, te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.
Uitspraak
22/3998 TW
Datum uitspraak: 1 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 november 2022, 22/693 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of appellant al per 13 november 2020 recht had op een toeslag op zijn Ziektewetuitkering. Volgens het Uwv is dat niet het geval, omdat appellant op 13 november 2020 nog geen kind had en zijn partner niet is geboren voor of op 31 december 1971. Het Uwv beroept zich daarbij op artikel 3 van de TW.1 De Raad is het hiermee eens en oordeelt dat het in artikel 3 van de TW gemaakte onderscheid op grond van leeftijd objectief gerechtvaardigd is. Er is daarnaast geen ruimte om artikel 3 van de TW, een wet in formele zin, te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. El Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. El Idrissi. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. van Riet.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant heeft op 9 juni 2021 een toeslag op zijn ziektewetuitkering aangevraagd, met ingang van 13 november 2020. Het Uwv heeft bij besluit van 11 augustus 2021 appellant een toeslag toegekend met ingang van [Geboortedatum] 2021, de datum van de geboorte van zijn dochter. Volgens het Uwv heeft appellant niet per 13 november 2020 al recht op een toeslag, omdat hij toen nog geen kind had en zijn echtgenote niet is geboren voor of op 31 december 1971 (de leeftijdseis).Het Uwv baseert zich hierbij op artikel 3 van de TW.
Appellant heeft tegen de ingangsdatum van de toeslag bezwaar gemaakt en gesteld dat door de toepassing van de leeftijdseis sprake is van een verboden onderscheid, dat in strijd is met het non-discriminatiebeginsel dat is opgenomen in artikel 14 van het EVRM,2 gelezen in samenhang met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, artikel 1 van het Twaalfde Protocol bij het EVRM en artikel 26 van het IVBPR.3
Met een besluit van 27 januari 2022 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Appellant heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank is artikel 3 van de TW niet in strijd met de door appellant genoemde verdragsartikelen. De wetgever heeft met artikel 3 van de TW beoogd de arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van vrouwen te stimuleren. Dit betreft een gerechtvaardigd doel en de gekozen leeftijdsgrens is in dit verband niet kennelijk onredelijk, gelet op de ruime beleidsvrijheid die de wetgever toekomt bij het nemen van maatregelen op sociaal en economisch gebied volgens de rechtspraak van het EHRM.4
Het standpunt van appellant
Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het standpunt van de Svb
De Svb verzoekt om bevestiging van de aangevallen uitspraak.