Home

Centrale Raad van Beroep, 26-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2435, 23/2112 PW

Centrale Raad van Beroep, 26-11-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2435, 23/2112 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
26 november 2024
Datum publicatie
15 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:2435
Zaaknummer
23/2112 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. Kosten van tandheelkundige zorg. Voorliggende voorziening. Noodzaak kosten. De kosten van tandheelkundige zorg zijn niet opgenomen in het verzekerd pakket. Wie meer of andere zorg wenst dient de kosten daarvan zelf te dragen of een aanvullende verzekering af te sluiten. De medische noodzaak van de tandheelkundige behandeling brengt niet vanzelf mee dat er een noodzaak is om de kosten daarvan te vergoeden. De stelling van appellante dat de behandeling medisch gezien noodzakelijk is, leidt er op zichzelf niet toe dat de tandheelkundige behandeling in de voorliggende voorziening als noodzakelijk wordt gezien. Het college heeft daarom geen onderzoek hoeven doen naar de noodzaak van de tandheelkundige behandeling.

Uitspraak

23/2112 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 19 mei 2023, 22/4865 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)

Datum uitspraak: 26 november 2024

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak om een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van tandheelkundige zorg, specifiek het plaatsen van meerdere implantaten en kronen. Volgens het college heeft appellante geen recht op bijzondere bijstand omdat de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor dergelijke kosten een voorliggende, toereikende en passende voorziening is en in beginsel ook geen bijstand kan worden verleend indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van deze kosten. Appellante vindt dat zij wel recht heeft op bijzondere bijstand omdat de kosten noodzakelijk zijn. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. Appellante krijgt dus geen gelijk.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 juli 2024. Voor appellante is [gemachtigde] verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.W.A. Notenboom.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante lijdt aan het syndroom van Sjögren. Als gevolg hiervan en de daarmee gepaard gaande monddroogte kunnen aandoeningen aan het gebit ontstaan zoals tanderosie. Appellante heeft hiervan ook last en heeft klachten aan haar gebit gekregen.

1.2.

Appellante heeft op 3 augustus 2022 een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de PW ingediend voor de kosten van een tandheelkundige behandeling. Het gaat om plaatsing van implantaten en kronen. De kosten van de behandeling bedragen in totaal € 5.309,34. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft appellante onder meer informatie overgelegd van een tandarts van de afdeling bijzondere tandheelkunde van het Universitair Medisch Centrum (UMC) Utrecht van 4 januari 2021, een brief van haar zorgverzekeraar van 25 juni 2021 en kostenbegrotingen, opgesteld door de afdeling Mondziekten, Kaakchirurgie en Bijzondere Tandheelkunde van het UMC Utrecht van 17 mei 2022 en het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde van het St. Antonius Ziekenhuis van 14 juni 2022.

1.3.

Met een besluit van 22 augustus 2022, zoals gewijzigd met een besluit van 4 oktober 2022 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen. Het college heeft het besluit, na bezwaar van appellante, gehandhaafd met een besluit van 17 oktober 2022 (bestreden besluit). Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd de Zvw een voorliggende voorziening is die passend en toereikend is, dat zeer dringende redenen om in het geval van appellante toch bijstand te verlenen niet aanwezig zijn, dat niet wordt voldaan aan het buitenwettelijk begunstigend beleid en dat er ook geen redenen zijn om van dit beleid af te wijken.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante voert aan dat de tandheelkundige behandeling medisch noodzakelijk is. Appellante wijst daarbij op de al ingediende medische informatie en de in hoger beroep overgelegde informatie van het UMC Utrecht van 4 april 2023. Appellante heeft klachten aan haar gebit en volgens haar is het noodzakelijk dat een aantal elementen (tanden en kiezen) wordt vervangen door implantaten en kronen. Omdat de kosten medisch noodzakelijk zijn komen ze volgens appellante voor bijstandsverlening in aanmerking.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet

Zorgverzekeringswet

Besluit zorgverzekering