Centrale Raad van Beroep, 10-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2447, 23/1377 PW
Centrale Raad van Beroep, 10-12-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2447, 23/1377 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 10 december 2024
- Datum publicatie
- 15 januari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:2447
- Zaaknummer
- 23/1377 PW
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. Verhuiskosten en duurzame gebruiksgoederen. Reserveringsruimte. Geen bijzondere omstandigheden. Appellante heeft niet onderbouwd dat haar financiële situatie zodanig bijzonder was dat zij hierdoor geen geld heeft kunnen reserveren om de kosten te betalen. Dat de Gemeentelijke Kredietbank heeft vastgesteld dat appellante geen aflossingscapaciteit heeft betekent niet zonder meer dat zij geen ruimte had om te reserveren. Dat appellante door medische omstandigheden niet kon reserveren heeft zij niet aannemelijk gemaakt. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Uitspraak
23/1377 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 april 2023, 21/5090 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (college)
Datum uitspraak: 10 december 2024
In deze zaak gaat het om de afwijzing van aanvragen van appellante om bijzondere bijstand voor verhuiskosten en van duurzame gebruiksgoederen. Het college heeft de aanvragen afgewezen met als reden dat de kosten algemeen noodzakelijke bestaanskosten zijn waarvoor alleen bijzondere bijstand wordt verleend in geval van bijzondere omstandigheden. Volgens appellante zijn haar medische en financiële omstandigheden zodanig bijzonder dat zij wel recht heeft op bijzondere bijstand. Net als de rechtbank volgt de Raad appellante hierin niet.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Partijen hebben laten weten een zitting niet nodig te vinden. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht gesloten.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante ontvangt bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Zij heeft op 22 november 2020 een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuiskosten ingediend. Op 27 november 2020 heeft appellante een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen ingediend. Op 2 januari 2021 heeft zij een schriftelijke toelichting gegeven op haar aanvragen.
Het college heeft met twee afzonderlijke besluiten van 3 februari 2021 de aanvragen om bijzondere bijstand afgewezen met als reden dat zij deze kosten van haar eigen inkomen of vermogen moet betalen. Daarbij heeft het college verwezen naar artikel 35, eerste lid, van de PW en de Leidraad individuele bijzondere bijstand 2020.
Met een besluit van 20 juli 2021 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 3 februari 2021 ongegrond verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn, die alleen worden vergoed indien appellante deze kosten als gevolg van bijzondere omstandigheden niet uit haar inkomen kan betalen. Het college heeft erop gewezen dat het huisraad van appellante al meer dan twintig jaar oud was en dat zij al twaalf jaar stond ingeschreven als woningzoekende, zodat de kosten van duurzame gebruiksgoederen en de verhuiskosten voorzienbaar waren en zij hiervoor voldoende had kunnen reserveren. Het college heeft geconcludeerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Verder heeft het college erop gewezen dat als de verhuizing van appellante medisch noodzakelijk zou zijn, zoals appellante heeft gesteld, de Wet maatschappelijke ondersteuning voor de verhuiskosten als voorliggende voorziening aan bijzondere bijstand voor die kosten in de weg zou staan.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat bij haar sprake is van bijzondere financiële en medische omstandigheden waardoor zij niet heeft kunnen reserveren voor de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd.