Home

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:257, 23/722 PW

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:257, 23/722 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
26 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:257
Zaaknummer
23/722 PW

Inhoudsindicatie

Bezwaar niet-ontvankelijk. Geen verschoonbare termijn overschrijding.

Niet in geschil is dat niet binnen de gestelde termijn bezwaar is gemaakt. Appellante wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij slecht is geïnformeerd door het college. In het besluit is immers de rechtsmiddelverwijzing vermeld en op grond daarvan moest het appelante duidelijk zijn dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken. Dat appellante kennelijk niet altijd tijdig controleert of een brief van het college een rechtsmiddelverwijzing bevat, komt voor haar rekening en risico en biedt geen grond om de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar te achten. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.

Uitspraak

23/722 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2023, 21/4130 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)

Datum uitspraak: 6 februari 2024

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het over de vraag of het bezwaar van appellante tegen het terugvorderingsbesluit terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Meer specifiek gaat het over de vraag of terecht is geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De Raad komt tot het oordeel dat dit het geval is.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. Daarom heeft de Raad de zaak niet op een zitting behandeld en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Met een besluit van 5 juni 2020 heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 5 juni 2020 beëindigd en vanaf 1 januari 2020 ingetrokken. Met een besluit van 12 juni 2020 heeft het college de over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 2.145,82 van appellante teruggevorderd.

1.2.

Op 29 april 2021 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020.

1.3.

Met een besluit van 28 mei 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Dit heeft het college gedaan omdat appellante te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 12 juni 2020 en volgens het college geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante stelt zich op het standpunt dat weliswaar sprake is van termijnoverschrijding, maar dat het college welwillend moet omgaan met de bezwaartermijnen. Appellante is slecht geïnformeerd door het college. Gelet op de hoeveelheid brieven die appellante van het college ontvangt, is het immers niet meteen duidelijk dat in een brief van het college een bezwaartermijn is vermeld.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om het bezwaar van appellante nietontvankelijk te verklaren in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.1.

Niet in geschil is dat het besluit van 12 juni 2020 op juiste wijze is bekendgemaakt en dat in het besluit op juiste wijze is vermeld dat, als appellante het niet eens is met het besluit, zij binnen zes weken na de verzending van het besluit een bezwaarschrift kan indienen. Evenmin is in geschil dat niet binnen de gestelde termijn bezwaar is gemaakt. In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Dit is niet het geval.

4.2.

Appellante wordt niet gevolgd in haar stelling dat zij slecht is geïnformeerd door het college. In het besluit van 12 juni 2020 is immers de onder 4.1 opgenomen rechtsmiddelverwijzing vermeld en op grond daarvan moest het appelante duidelijk zijn dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken. Dat appellante kennelijk niet altijd tijdig controleert of een brief van het college een rechtsmiddelverwijzing bevat, komt voor haar rekening en risico en biedt geen grond om de termijnoverschrijding in dit geval verschoonbaar te achten. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Het college hoefde het bezwaar van appellante dan ook niet inhoudelijk te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels