Home

Centrale Raad van Beroep, 09-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:30, 22/1048 PW

Centrale Raad van Beroep, 09-01-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:30, 22/1048 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 januari 2024
Datum publicatie
15 januari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:30
Zaaknummer
22/1048 PW

Inhoudsindicatie

Verrekening van ontvangen bedragen met bijstand. De moeder, zussen en broer van appellant moeten voor de toepassing van de PW worden beschouwd als derden. De bedragen die appellant van hen heeft ontvangen moeten dus worden beschouwd als van derden ontvangen bedragen. Verder is op zichzelf niet van betekenis dat de derden die het geld hebben overgemaakt kosten delende medebewoners van appellant zijn. De wetgever heeft in het tweede lid van artikel 31 van de PW geen uitzondering gemaakt op het middelenbegrip voor middelen die afkomstig zijn van kosten delende medebewoners. Er zijn geen aanknopingspunten voor het standpunt dat de wetgever bij de invoering van de kostendelersnorm is vergeten om het middelenbegrip aan te passen. Als er al aanleiding zou zijn om artikel 31 van de PW aan te passen zoals appellant voor ogen staat, is het aan de wetgever om dat te regelen.

PW art. 19a, 22a, 31, 32

Uitspraak

22/1048 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022, 21/5160 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen (college)

Datum uitspraak: 9 januari 2024

PROCESVERLOOP

Het college heeft bedragen die appellant op zijn bankrekening heeft ontvangen verrekend met de bijstand van appellant over de maanden maart en april 2021. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de uitkeringsspecificaties over de maanden waarin deze verrekeningen zijn verwerkt. Met een besluit van 23 augustus 2021 (bestreden besluit) is het college bij de verrekeningen gebleven.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellant heeft mr. K.M. van der Boor, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 oktober 2023. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door J. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om het verrekenen van bedragen die appellant op zijn bankrekening heeft ontvangen. Volgens appellant moet er rekening mee worden gehouden dat hij deze bedragen heeft ontvangen van personen met wie hij binnen een kostendelersverband leefde en met wie hij een gezin vormde. Ook vindt appellant dat het college hem ten onrechte verwijt dat hij de ontvangen bedragen niet uit zichzelf heeft gemeld bij het college. De Raad deelt deze standpunten niet en is met de rechtbank van oordeel dat het college de bedragen mocht verrekenen met de bijstand van appellant.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet: