Home

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:311, 22/1680 WIA

Centrale Raad van Beroep, 06-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:311, 22/1680 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
6 februari 2024
Datum publicatie
22 februari 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:311
Formele relaties
Zaaknummer
22/1680 WIA

Inhoudsindicatie

Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het Uwv ten onrechte heeft geweigerd om werkneemster een IVA-uitkering toe te kennen. De volledige arbeidsongeschiktheid is duurzaam. De Raad voorziet zelf en kent aan appellante met ingang van 22 april 2020 een IVA-uitkering toe. Proceskostenveroordeling aan werkneemster en werkgeefster.

Uitspraak

22/1680 WIA, 22/1682 WIA

Datum uitspraak: 6 februari 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 april 2022, 20/8590 en 20/8843 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[Werkneemster] te [woonplaats] (werkneemster)

Stichting [naam] te Roosendaal (werkgeefster)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 26 februari 2020 heeft het Uwv aan werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Werkneemster en werkgeefster hebben daartegen bezwaar gemaakt, omdat zij vinden dat werkneemster in aanmerking komt voor een IVA-uitkering, maar het Uwv is met een besluit van 9 september 2020 (bestreden besluit) bij de toekenning van de WGA-uitkering gebleven.

Werkneemster en werkgeefster hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.

Namens werkneemster heeft mr. E.S. Träger een verweerschrift ingediend.

Namens werkgeefster heeft mr. T.S.L. Hefti een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 oktober 2023. Werkneemster is verschenen, bijgestaan door mr. Träger. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.L. Clemens. Werkgeefster is niet verschenen.

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd werkneemster per 22 april 2020 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Volgens werkneemster en werkgeefster is de volledige arbeidsongeschiktheid wel duurzaam. De Raad volgt dit standpunt en komt tot het oordeel dat het Uwv ten onrechte heeft geweigerd om werkneemster een IVA-uitkering toe te kennen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Werkneemster is op 25 april 2018 met fysieke klachten door onder meer polyartrose en fibromyalgie uitgevallen voor haar werkzaamheden als kinderverpleegkundige voor ongeveer 16 uur per week bij werkgeefster.

1.2.

Bij besluit van 26 februari 2020 heeft het Uwv werkneemster na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 22 april 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Na onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv is de mate van arbeidsongeschiktheid van werkneemster om medische redenen vastgesteld op 100%, omdat in april 2020 een operatieve ingreep aan de linkerschouder was gepland. De verzekeringsarts heeft daarom geen Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Werkneemster is volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht.

1.3.

Zowel werkgeefster als werkneemster hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 februari 2020. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en op 17 augustus 2020 een fictieve FML opgesteld met de duurzame beperkingen van werkneemster op de beoordelingsdatum. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in aanmerking genomen dat werkneemster door artrose in diverse gewrichten verminderd fysiek belastbaar is en dat zij daardoor beperkingen heeft, die ook passen bij de fibromyalgie. Na de operatie aan de linkerschouder, waarbij een kunstprothese zal worden geplaatst, volgt een herstelperiode van minimaal zes maanden. Daarna zal werkneemster nog altijd verminderd belastbaar zijn. De pijnklachten zijn hoogstwaarschijnlijk verdwenen of verminderd, maar de functionaliteit (van de schouder) zal nog verminderd zijn en andere arbeidsbeperkingen door de artrose in diverse gewrichten en door de fibromyalgie zijn ook blijvend. Verbetering van de belastbaarheid is niet uitgesloten, omdat nog operaties met protheseplaatsing kunnen plaatsvinden voor de andere gewrichten, zoals de rechterschouder, heupen en knieën. Conform het beoordelingskader ‘Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen’ zal volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep na het eerstkomende jaar de vastgestelde verminderde belastbaarheid ongewijzigd van toepassing zijn, verbetering daarvan wordt niet verwacht. De in de fictieve FML aangenomen beperkingen zijn op de datum in geding van 22 april 2020 duurzaam.

1.4.

Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in een rapport van 8 september 2020 voorbeeldfuncties geselecteerd die werkneemster uitgaande van de fictieve FML zou kunnen vervullen. Wat zij daarin zou verdienen in vergelijking met haar maatmanloon zou leiden tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.

1.5.

Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt. Het Uwv heeft in het bestreden besluit toegelicht dat uit het onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgt dat voldoende functies geselecteerd kunnen worden wanneer enkel wordt uitgegaan van de duurzame beperkingen en werkneemster dus niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft de beroepen van werkneemster en werkgeefster tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het aannemelijk is dat werkneemster door haar leeftijd en het aantal uit te voeren operaties niet alle noodzakelijke operaties zal hebben ondergaan voordat zij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt en dat daardoor verbetering van de belastbaarheid niet te verwachten is voor de pensioengerechtigde leeftijd. Daarbij heeft de rechtbank van belang geacht dat de herstelperiode van de operatie aan haar linkerschouder langer heeft geduurd dan ingeschat, wat leidt tot vertraging van het proces en dat werkneemster in een herstelperiode na een operatie volledig arbeidsongeschikt wordt geacht door het Uwv. Het Uwv heeft daarom ten onrechte aangenomen dat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Standpunten in hoger beroep

3.1.

Het Uwv is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 juli 2022 heeft het Uwv aangevoerd dat de verrichte operatie aan de schouder gericht is op een zoveel mogelijk pijnvrije schouder en vervolgens terugkeer in werk na revalidatie. De operatie is dus gericht op een vermindering van beperkingen, waardoor de beperkingen niet duurzaam zijn. Daarbij is nog niet bekend of de mogelijke operaties opeenvolgend zullen zijn. De veronderstelling dat er een cumulatie van operaties en herstelperioden is en dat dit traject zeer waarschijnlijk niet voltooid zal zijn voordat werkneemster de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, kan niet worden gevolgd. Uit de medische gegevens blijkt ook niet dat de artrose in heupen en knieën zodanig is dat een operatie op korte termijn is geïndiceerd. Een behandelaar bepaalt per keer of een operatie kan worden uitgevoerd. Er is dus volgens het Uwv geen sprake van doorlopende arbeidsongeschiktheid tot de pensioengerechtigde leeftijd op medische gronden. Niet kan worden gesteld dat werkneemster haar zelfredzaamheid binnen drie maanden na operatie en herstelperiode zal verliezen en daardoor doorlopend arbeidsongeschiktheid zal zijn. In de voorafgaande periode van een operatie is volgens het Uwv geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden op basis van wisselende mogelijkheden.

3.2.

Werkneemster heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. Niet in geschil is dat zij meerdere gelijksoortige operaties zal moeten ondergaan en dat na elke operatie een herstelperiode volgt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in hoger beroep een gewijzigd standpunt ingenomen dan in de eerdere rapporten waarin is vermeld dat meer operaties zullen volgen met langdurige herstelperiodes. Deze gewijzigde opvatting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet daarom terzijde worden geschoven.

3.3.

Ook werkgeefster heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. Werkneemster moet vanaf 22 april 2020 in aanmerking komen voor een IVA-uitkering, omdat geen verbetering te verwachten valt voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Werkgeefster heeft zich op het standpunt gesteld dat toename van belastbaarheid voor arbeid bij werkneemster is uitgesloten.

3.4.

Het Uwv heeft in reactie op het verweer van werkneemster een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 oktober 2022 ingediend, waarin deze arts heeft gesteld dat geen sprake is van een gewijzigd standpunt. De verzekeringsartsen van het Uwv zijn ervan uitgegaan dat werkneemster op de beoordelingsdatum tijdelijk in een situatie van geen benutbare mogelijkheden verkeerde in verband met de geplande operatie aan de linkerschouder, maar dat niet kan worden gesteld dat werkneemster duurzaam volledig arbeidsongeschikt zal zijn. Het staat niet ter discussie dat werkneemster gegeneraliseerde artrose heeft met een vooruitzicht van mogelijk meer operaties in de toekomst, maar niet gesteld kan worden dat de operaties opeenvolgend zijn en dat werkneemster tot haar pensioengerechtigde leeftijd van operatie met hersteltijd naar steeds volgende operaties met hersteltijd zal gaan, zonder dat zij tussen de verschillende periodes van operaties met hersteltijd benutbare mogelijkheden heeft.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage