Centrale Raad van Beroep, 20-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:327, 22/42 PW
Centrale Raad van Beroep, 20-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:327, 22/42 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 20 februari 2024
- Datum publicatie
- 26 februari 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:327
- Zaaknummer
- 22/42 PW
Inhoudsindicatie
Intrekking en terugvordering van bijstand. Niet overleggen bewijsstukken. Niet melden bankrekeningen. Recht wel vast te stellen.
Het college heeft appellanten gevraagd bankafschriften, verzekeringspolissen en bewijsstukken van het vermogen over te leggen. Het niet overleggen daarvan is een schending van de medewerkingsverplichting en niet van de inlichtingenverplichting. Het niet voldoen aan het verzoek om overlegging daarvan rechtvaardigt daarom geen intrekking over een periode in het verleden. Uit de bankafschriften die appellanten in het kader van de aanvraag hebben ingediend, komt echter naar voren dat appellanten beschikken over twee bankrekeningen en twee PayPal-rekeningen. Appellanten hebben niet uit eigen beweging bij het college gemeld dat zij over deze rekeningen beschikten. Door daarvan geen melding te maken, hebben zij in deze periode de op hen rustende inlichtingenverplichting geschonden. Uit de overgelegde transactieoverzichten van de SNS-bank blijkt van stortingen en van bijschrijvingen afkomstig van familie en vrienden in de te beoordelen periode. Het college had de bijstand met inachtneming van die bedragen kunnen vaststellen, door die bedragen op de bijstand in mindering te brengen. Daarbij is van belang dat het college geen enkele concrete aanwijzing heeft dat er in die periode op de overige niet gemelde bankrekeningen en PayPal-rekeningen geld heeft gestaan of dat daarop middelen zijn ontvangen die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Uitspraak
22/42 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 december 2021, 21/841 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] (appellante) en [appellant] (appellant) te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (college)
Datum uitspraak: 20 februari 2024
PROCESVERLOOP
Bij besluit van 14 september 2020 heeft het college het recht op bijstand met ingang van 11 september 2020 opgeschort.
Bij besluit van 5 oktober 2020 heeft het college de bijstand met ingang van 12 september 2020 ingetrokken, de bijstand over de periode van 1 mei 2020 tot 12 september 2020 ingetrokken en de in die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 6.285,03 van appellanten teruggevorderd.
Appellanten hebben tegen de besluiten van 14 september 2020 en 5 oktober 2020 bezwaar
gemaakt. Bij besluit van 22 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college de ingangsdatum van de opschorting gewijzigd in 12 september 2020 en is het college bij de intrekking en terugvordering van de bijstand gebleven.
Appellanten hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellanten heeft mr. M.J. van de Laar, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft geen verweerschrift ingediend. Bij een e-mailbericht van 19 september 2023 heeft het college vragen van de Raad beantwoord.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 oktober 2023. Voor appellanten is verschenen mr. Van de Laar. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Slegers.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze zaak heeft het college het recht op bijstand met ingang van 11 september 2020, na bezwaar gewijzigd in 12 september 2020, opgeschort en de bijstand met ingang van 12 september 2020 ingetrokken. Daarnaast heeft het college de bijstand over de periode van 1 mei 2020 tot 12 september 2020 ingetrokken wegens schending van de inlichtingenverplichting. Appellanten zijn het met die besluiten niet eens. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om het recht op bijstand op te schorten met ingang van 12 september 2020 en met ingang van diezelfde datum in te trekken. Het college mocht de bijstand over de periode van 1 mei 2020 tot 12 september 2020 niet intrekken, omdat de schending van de medewerkingsverplichting geen intrekking naar het verleden rechtvaardigt, en de schending van de inlichtingenverplichting in dit geval alleen herziening van de bijstand rechtvaardigt. Het college moet het recht op bijstand en het bedrag van de terugvordering opnieuw vaststellen.