Centrale Raad van Beroep, 22-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:376, 22/2234 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 22-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:376, 22/2234 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 22 februari 2024
- Datum publicatie
- 7 maart 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:376
- Zaaknummer
- 22/2234 WMO15
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 bestaande uit de opleiding voor een hulphond. Het college is niet gehouden om deze maatwerkvoorziening te verstrekken. Bewuste keuze in de Zvw, omdat de effectiviteit van deze hulphonden nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen is.
Uitspraak
22/2234 WMO15
Datum uitspraak: 22 februari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2022, 20/6409 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (college)
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de aanvraag van een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 bestaande uit de opleiding voor een hulphond. De Raad oordeelt dat het college niet gehouden is om deze maatwerkvoorziening te verstrekken. In de Zvw is namelijk een bewuste keuze gemaakt om deze kosten niet te vergoeden, omdat de effectiviteit van deze hulphonden nog onvoldoende wetenschappelijk bewezen is. Dit blijkt een recente brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. R. Imkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 november 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. drs. Imkamp en mr. M. Voet, cliëntondersteuner. Het college heeft zich via een videoverbinding laten vertegenwoordigen door M. Klarenbeek.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 1977, is bekend met een autismespectrumstoornis, een depressieve stoornis en een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis.
Nadat appellante zich op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) bij het college had gemeld voor ondersteuning, heeft het college een onderzoek verricht.
Bij besluiten van 25 maart 2020 en 3 augustus 2020 heeft het college de aanvraag van appellante voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 bestaande uit de opleiding voor een hulphond afgewezen.
Appellante heeft bezwaar gemaakt. In het kader van het bezwaar heeft het college nader onderzoek verricht.
Bij besluit van 2 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college het door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, onder verwijzing naar het verrichte onderzoek. Daarbij heeft het college zich onder meer op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor hulphonden en/of trainingen voor het opleiden van honden onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) valt en daarmee niet onder de Wmo 2015. Niet alle soorten hulphonden komen voor vergoeding vanuit de Zvw in aanmerking. Omdat er onvoldoende medisch wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar de werking en de effectiviteit van een PTSS/ASS-hulphond worden de kosten voor deze honden niet vergoed.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft onder meer aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat het college niet draagkrachtig heeft onderbouwd dat de aangevraagde voorziening niet valt onder de Wmo 2015.