Centrale Raad van Beroep, 21-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:418, 22/1314 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 21-02-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:418, 22/1314 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 21 februari 2024
- Datum publicatie
- 7 maart 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:418
- Zaaknummer
- 22/1314 WMO15
Inhoudsindicatie
Afwijzing maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding omdat er geen psychosociale beperkingen zijn. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de hulpvraag, beperkingen en de ondersteuningsbehoefte van betrokkene. Opdracht onderzoek en nieuwe beslissing op bezwaar. Proceskostenveroordeling college.
Uitspraak
22/1314 WMO15, 22/1925 WMO15, 22/1719 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Limburg van 8 februari 2022 (aangevallen tussenuitspraak) en op het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 6 april 2022, 21/3085 (aangevallen einduitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 21 februari 2024
Het college heeft de door betrokkene gevraagde maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding afgewezen, omdat er geen psychosociale beperkingen zijn. De Raad deelt het oordeel van de rechtbank dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de hulpvraag, beperkingen en de ondersteuningsbehoefte van betrokkene. Dit betekent dat het college opnieuw onderzoek moet doen en op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen.
PROCESVERLOOP
Namens het college heeft mr. V.H.J.M. van den Heuvel hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, advocaat, een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Het college heeft een zienswijze ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 22 november 2023, gedeeltelijk door middel van beeldbellen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. OuwerkerkHoogendonk en ergotherapeut D. van den Eertwegh. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van den Heuvel.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaken met nummers 22/571 WMO15 en 22/1720 WMO15. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In voormelde zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Betrokkene, geboren in 1982, is bekend met EDS (Ehlers-Danlos syndroom oftewel hypermobiliteit van de gewrichten), lip- en lymfoedeem en diverse andere lichamelijke aandoeningen en heeft gesteld verder bekend te zijn met hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit. Betrokkene heeft te kennen gegeven beperkingen te ervaren op het gebied van administratie, bij doktersafspraken, bij communicatie met anderen, bij sociale contacten en bij het zoeken naar een zinvolle daginvulling. Betrokkene heeft zich om die reden bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding, te verstrekken in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Naar aanleiding van de melding van betrokkene is door Heerlen Stand-By (HSB) onderzoek verricht en een aanbod gedaan voor een algemene voorziening voor begeleiding bij het organiseren van het dagelijks leven, het bieden van praktische ondersteuning op verschillende leefgebieden, het organiseren van een zinvolle daginvulling, het organiseren van en het ondersteunen bij het meegaan naar afspraken of contact leggen met instanties en het in contact brengen met andere mensen ter voorkoming van een sociaal isolement. Betrokkene heeft het aanbod van HSB afgeslagen en een aanvraag voor een maatwerkvoorziening gedaan, omdat vanwege de complexe problematiek expertise is vereist die HSB niet kan bieden.
Bij besluit van 29 juni 2021 heeft het college de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard, omdat het college bij zijn standpunt blijft dat er op basis van het GGD-advies geen medische noodzaak is voor begeleiding. De psychische problematiek kan onvoldoende geobjectiveerd worden. Het college heeft geoordeeld dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat betrokkene geen objectieve medische gegevens zoals een contra-expertise heeft overlegd waardoor kan worden getwijfeld aan de juistheid ervan. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Tussenuitspraak van de rechtbank
In de aangevallen tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het standpunt van het college dat betrokkene geen psychosociale beperkingen kan hebben nu geen sprake is van gediagnosticeerde psychische klachten, geen stand kan houden. Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) geldt niet als voorwaarde dat sprake is van beperkingen die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg voortvloeien uit ziekte of gebrek. Het college heeft nagelaten de concrete en specifieke ondersteuningsbehoefte van betrokkene in kaart te brengen, omdat de beoordeling is gestopt bij de conclusie dat geen noodzaak bestond voor begeleiding. Het college moet alsnog onderzoek verrichten naar de noodzakelijke ondersteuning van betrokkene. Daarbij moet worden geïnventariseerd bij welke concrete activiteiten en in welke situaties betrokkene begeleiding nodig heeft en hoeveel tijd daarmee is gemoeid. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Einduitspraak van de rechtbank
De rechtbank heeft in de aangevallen einduitspraak het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de psychosociale beperkingen van betrokkene voldoende geobjectiveerd zijn op het gebied van structuur, planning en regie, communicatie met instanties en sociale contacten onderhouden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. De rechtbank heeft het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de tussenuitspraak en de einduitspraak.
Na de einduitspraak van de rechtbank
Ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank heeft het college bij besluit van 17 mei 2022 (nader besluit) opnieuw op het bezwaar beslist en dit bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Het college is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft daartegen verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. Wat partijen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.