Home

Centrale Raad van Beroep, 07-03-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:466, 22/611 ZW

Centrale Raad van Beroep, 07-03-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:466, 22/611 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 maart 2024
Datum publicatie
15 maart 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:466
Zaaknummer
22/611 ZW

Inhoudsindicatie

Weigering ZW-uitkering toe te kennen aan betrokkene per 2 maart 2020. Volgens het Uwv was bij betrokkene geen sprake van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen waarbij betrokkene na beëindiging van één van de dienstbetrekkingen recht had op ziekengeld op grond van de ZW. De Raad volgt dit standpunt en komt tot het oordeel dat het Uwv het ziekengeld terecht op deze grond heeft geweigerd.

Uitspraak

22/611 ZW, 22/1485 ZW

Datum uitspraak: 7 maart 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 januari 2022, 20/4771 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv het ziekengeld van betrokkene terecht per 2 maart 2020 heeft geweigerd. Volgens het Uwv was bij betrokkene geen sprake van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen waarbij betrokkene na beëindiging van één van de dienstbetrekkingen recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). De Raad volgt dit standpunt en komt tot het oordeel dat het Uwv het ziekengeld terecht op deze grond heeft geweigerd.

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een zienswijze ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 januari 2024. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia. Betrokkene is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van de hoger beroepen zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Betrokkene werkte als doktersassistente bij een huisartsenpraktijk. Met ingang van 1 maart 2017 deed zij dat voor 20 uur per week op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot 1 maart 2018). De arbeidsovereenkomst van 20 uur per week is per 1 maart 2018 gewijzigd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Daarnaast hebben betrokkene en haar werkgever, in combinatie met de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gesloten om met ingang van 1 maart 2018 in dezelfde functie voor minimaal 8 en maximaal 16 uur per week te gaan werken tot 1 maart 2019. Per 1 maart 2019 zijn de arbeidsovereenkomsten gewijzigd, waarbij de arbeidsduur is bepaald op 30 uur per week voor onbepaalde tijd en de tijdelijke arbeidsovereenkomst voor 6 uur per week is voortgezet tot 1 maart 2020.

1.2.

Op 29 april 2019 heeft betrokkene zich ziekgemeld. Bij besluit van 23 maart 2020 heeft het Uwv aan betrokkene met ingang van 2 maart 2020 ziekengeld op grond van de ZW toegekend. Bij een tweede besluit van 23 maart 2020 heeft het Uwv het ziekengeld volledig gekort wegens inkomsten uit arbeid.

1.3.

Bij besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft de twee besluiten van 23 maart 2020 ingetrokken en vastgesteld dat met ingang van 2 maart 2020 geen recht op ziekengeld bestaat. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen geen sprake is omdat niet kenbaar is gemaakt dat betrokkene en haar werkgever aan de twee te onderscheiden onderdelen van de arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het Uwv opdracht gegeven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 18 augustus 2016 en 11 maart 2021,1 alsmede naar de Haviltex-maatstaf,2 geoordeeld dat betrokkene en haar werkgever duidelijk kenbaar hebben gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke – en in die arbeidsovereenkomsten uiteengezette – rechtsgevolgen hebben willen verbinden. De contractspartijen hebben van meet af aan uitdrukkelijk afgesproken dat het een tijdelijk dienstverband betreft in combinatie met de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij hebben dit ook in een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst neergelegd en daarin te kennen gegeven dat deze overeenkomst van rechtswege eindigt na ommekomst van de duur van één jaar. Zij hebben dus nadrukkelijk een ander rechtsgevolg willen verbinden aan dit deel van de arbeidsverhouding. Dat is niet gewijzigd met de verlenging van die overeenkomst voor de duur van één jaar. Dat het uitdrukkelijk de bedoeling van partijen is geweest om dit buiten het vaste dienstverband om te regelen, volgt ook uit het feit dat het om een tijdelijke extra taak ging die bestond uit het digitaliseren van alle patiëntendossiers, zoals betrokkene onbetwist heeft gesteld. De enkele omstandigheid dat partijen de reden van de afzonderlijke dienstverbanden niet letterlijk in de overeenkomsten hebben vermeld, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij daarom niet kenbaar hebben gemaakt dat zij aan die arbeidsovereenkomsten afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden.

Het hoger beroep van het Uwv

3.1.

Het Uwv is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het Uwv heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de uitspraak van de Raad van 18 augustus 2016 een uitzondering is op de vaste rechtspraak van vóór 2016. Bij een tweede afzonderlijk op schrift gestelde arbeidsovereenkomst kan een tweede dienstverband worden aangenomen – ervan uitgaande dat de toepasselijke cao dat niet verbiedt – als in de apart op schrift gestelde arbeidsovereenkomst de maximumduur, de arbeidsomvang en de redenen waarom deze arbeidsovereenkomst is aangegaan zijn vastgelegd, ook al worden dezelfde werkzaamheden uitgeoefend en zijn de arbeidsvoorwaarden hetzelfde. Pas dan hebben partijen (in de overeenkomsten) duidelijk kenbaar gemaakt dat zij aan te onderscheiden onderdelen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Dat de specifieke reden voor de urenuitbreiding moet worden vermeld is relevant om de partijbedoeling bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst in een meer geobjectiveerde vorm vast te kunnen stellen. Als geen sprake is van een tweede afzonderlijk op schrift gestelde arbeidsovereenkomst, kan alleen sprake zijn van een tweede dienstverband als de werkzaamheden en arbeidsvoorwaarden (tijdelijk) wijzigen. Alleen een (tijdelijke) urenuitbreiding leidt dan niet tot een tweede dienstbetrekking. In de situatie van betrokkene is weliswaar sprake van een tweede op schrift gestelde arbeidsovereenkomst maar deze moet worden gezien als een wijziging van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd om de aanstelling als doktersassistente tijdelijk uit te breiden. Er is geen sprake van een tweede dienstverband voor bepaalde tijd nu niet ook vermeld wordt wat de specifieke redenen zijn voor de uitbreiding van de uren. Er is dus geen sprake van eenzelfde situatie als in uitspraak van de Raad van 18 augustus 2016. Ter zitting heeft het Uwv voorts toegelicht wel te betwisten dat het in dit geval ging om een tijdelijke extra taak.

3.2.

Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Betrokkene heeft op grond van haar arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd recht op loondoorbetaling bij ziekte. Omdat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tijdens haar ziekte eindigde, heeft zij op grond van artikel 29, tweede lid, van de ZW recht op ziekengeld van het Uwv. Niet in geschil is dat het hier gaat om een werknemer in privaatrechtelijke dienstbetrekking, met twee verschillende arbeidsovereenkomsten. De wetgever sluit niet uit dat verschillende arbeidsovereenkomsten ook verschillende dienstbetrekkingen (al dan niet bij dezelfde werkgever) met zich meebrengen. Een andere uitleg van de dienstbetrekking is in strijd met de verzekeringsgedachte. Betrokkene is op grond van twee arbeidsovereenkomsten verzekerd voor de ZW. Het weigeren van ziekengeld omdat het zou gaan om één dienstbetrekking staat daar haaks op en heeft vergaande financiële gevolgen voor de werknemer.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage