Home

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:695, 23/170 PW

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:695, 23/170 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 april 2024
Datum publicatie
17 april 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:695
Zaaknummer
23/170 PW

Inhoudsindicatie

Verzoek om herziening. Onmiskenbaar onjuist oorspronkelijk besluit, maar afwijzing herzieningsverzoek niet evident onredelijk. In deze zaak gaat het om een verzoek om terug te komen van het oorspronkelijke besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand. Er is geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Weliswaar is het oorspronkelijk besluit onmiskenbaar onjuist, maar het verzoek om herziening is onredelijk laat ingediend. Bij de belangenafweging in het kader van de evidente onredelijkheid moet naast het belang van de rechtszekerheid en de onmiskenbare onjuistheid van het oorspronkelijke besluit ook betrokken worden de mogelijkheid dat rechtsgevolgen van het onjuiste deel op een voldoende feitelijke grondslag in stand hadden kunnen blijven en dat daarover geen zekerheid meer kan worden verkregen door het zeer late verzoek om herziening. Het college mocht gelet hierop het tijdsverloop zwaar meewegen bij de afwijzing van het verzoek om herziening.

Uitspraak

23/170 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 december 2022, 22/1443 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)

Datum uitspraak: 9 april 2024

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 4 maart 2022 heeft het college het verzoek van appellant om herziening van een besluit van 11 mei 2015 tot intrekking en terugvordering van bijstand (oorspronkelijke besluit) afgewezen. Appellant heeft tegen het besluit van 4 maart 2022 bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 11 juli 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven. Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellant heeft mr. H.A. van der Kleij, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 oktober 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Kleij en zijn bewindvoerder [naam]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door L. de Kroon. Ter zitting is de verhuurster van appellant als getuige gehoord.

De Raad heeft het onderzoek heropend, omdat het niet volledig is geweest. De Raad heeft partijen met een brief van 22 november 2023 (heropeningsbrief) nadere vragen gesteld. Het college heeft daarop geantwoord met een e-mailbericht van 11 december 2023 en appellant heeft daarop geantwoord met een brief van 13 december 2023.

De Raad heeft partijen met een brief van 15 januari 2024 laten weten dat de Raad een nader onderzoek ter zitting niet nodig vindt en daarbij verzocht om toestemming om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De Raad heeft partijen daarbij gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord. Appellant heeft toestemming gegeven om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. Het college heeft niet binnen de hem gegeven termijn verklaard gebruik te willen maken van dat recht. Daarom heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarna heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb opnieuw gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om een verzoek om terug te komen van het oorspronkelijke besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand. Appellant voert aan dat sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Daarnaast voert appellant aan dat het oorspronkelijke besluit onmiskenbaar onjuist is en dat de afwijzing van het verzoek om terug te komen van het oorspronkelijke besluit evident onredelijk is. Appellant krijgt daarin geen gelijk. Er is geen sprake van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden en de afwijzing van het verzoek om terug te komen van het oorspronkelijke besluit is niet evident onredelijk.

Inleiding

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Het college heeft met het oorspronkelijke besluit de bijstand en een koopkrachttegemoetkoming van appellant ingetrokken vanaf 14 augustus 2014. Het college heeft dat gedaan omdat, voor zover hier van belang, appellant op 8 mei 2015 heeft geweigerd medewerking te verlenen aan een huisbezoek op zijn woonadres. Ook heeft het college met het oorspronkelijke besluit de kosten van bijstand en van de koopkrachttegemoetkoming over de periode van 14 augustus 2014 tot en met 31 maart 2015 van appellant teruggevorderd tot een bedrag van € 8.104,94. Appellant heeft tegen het oorspronkelijke besluit bezwaar gemaakt. Met een besluit van 4 februari 2016 heeft het college het bezwaar tegen het oorspronkelijke besluit niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

Met een e-mailbericht van 30 september 2021 heeft de bewindvoerder van appellant het college verzocht om terug te komen van het oorspronkelijke besluit. Bij dat verzoek heeft appellant een eigen verklaring en een verklaring van zijn verhuurster overgelegd.

1.3.

Het college heeft vervolgens de onder het procesverloop genoemde besluiten genomen. Het college heeft het verzoek om herziening van het oorspronkelijke besluit afgewezen omdat geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding geven om terug te komen van het oorspronkelijke besluit. De weigering om terug te komen van het oorspronkelijke besluit is niet evident onredelijk. Het oorspronkelijke besluit is niet onmiskenbaar onjuist en het verzoek is bovendien onredelijk laat ingediend.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel