Home

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:714, 22/2416 PW

Centrale Raad van Beroep, 09-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:714, 22/2416 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 april 2024
Datum publicatie
17 april 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:714
Zaaknummer
22/2416 PW

Inhoudsindicatie

Weigering woonkostentoeslag. Gezamenlijke huishouding. Er bestaat onvoldoende feitelijke grondslag voor de conclusie van het college dat is voldaan aan het criterium van wederzijdse zorg. Dat gebrek wordt gepasseerd. De aanvraag om bijzondere bijstand is terecht afgewezen op de grond dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde. Op appellante is het onweerlegbaar rechtsvermoeden dat zij een gezamenlijke huishouding voert van toepassing, omdat zij en X hun hoofdverblijf hadden in dezelfde woning en de aanvraag van appellante is gelegen binnen een periode van twee jaren volgend op het – voor de verlening van bijstand – aanmerken van appellante en X als gehuwden.

Uitspraak

22/2416 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2022, 21/5245 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)

Datum uitspraak: 9 april 2024

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor een woonkostentoeslag. Het college heeft de aanvraag afgewezen op de grond dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde en dus niet zelfstandig recht op bijstand had. De Raad is het, net als de rechtbank, eens met het college. Wel ziet de Raad aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van appellante.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. D.A.A.M. Mijland hoger beroep ingesteld.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 oktober 2023. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak 21/3749 PW. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Mijland. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulders. In de zaak 21/3749 PW wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

Met een brief van 6 november 2023 heeft de Raad het onderzoek heropend.

Het college heeft een nader stuk overgelegd.

De Raad heeft partijen laten weten dat hij een nadere zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet opnieuw behandeld op een zitting en het onderzoek met een brief van 15 december 2023 gesloten.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante en X staan sinds 16 maart 2020 ingeschreven op het adres Y te [woonplaats] . Zij staan allebei als huurder vermeld op het huurcontract.

1.2.

Appellante heeft op 22 april 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Participatiewet (PW). Met een besluit van 20 mei 2020, gehandhaafd bij besluit van 25 september 2020, heeft het college de aanvraag afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante vanaf 16 maart 2020 een gezamenlijke huishouding voerde met X en om die reden niet als zelfstandig subject van bijstand kan worden beschouwd. Appellante heeft tegen dit besluit beroep aangetekend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Met een uitspraak van heden heeft de Raad (21/3749 PW) de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

1.3.

Op 14 mei 2020 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor woonkosten (woonkostentoeslag). Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 25 maart 2021 afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 21 september 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven. De reden voor de afwijzing is dat appellante en X een gezamenlijke huishouding voeren. Appellante kan hierdoor niet als een zelfstandig subject van bijstand worden beschouwd.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels