Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:743, 22/2936 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 17-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:743, 22/2936 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 april 2024
- Datum publicatie
- 22 april 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:743
- Zaaknummer
- 22/2936 WMO15
Inhoudsindicatie
De gemeente mocht bij het bepalen van de omvang van de huishoudelijke ondersteuning niet uitgaan van de in de Beleidsregels opgenomen tijden. De was- en strijkservice is een algemene voorziening.
Uitspraak
22/2936 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 16 juni 2022, 21/1181 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen (college)
Datum uitspraak: 17 april 2024
SAMENVATTING
In deze zaak gaat het om de omvang van de huishoudelijke ondersteuning en de vraag of de was- en strijkservice een algemene voorziening is in de zin van artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. De Raad is van oordeel dat het college bij het bepalen van de omvang van de huishoudelijke ondersteuning niet mocht uitgaan van de in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen opgenomen tijden. Appellant wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de was- en strijkservice geen algemene voorziening is.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 februari 2024. Voor appellant is mr. Wevers verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door B.G. Aaftink en T.H. Wijnands.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant, geboren in 1943, heeft COPD en last van gewrichtsaandoeningen. In verband hiermee heeft hij op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening in de vorm van huishoudelijke ondersteuning en wasverzorging.
Met een besluit van 17 december 2020, gehandhaafd met een besluit van 24 juni 2021 (bestreden besluit), heeft het college aan appellant een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning basis schoon en leefbaar huis zonder regie verstrekt voor 145 minuten per week. Ook is aan appellant huishoudelijke ondersteuning extra hygiëne zwaar zonder regie verstrekt voor 60 minuten per week. Voor de wasverzorging is aan appellant voor de periode 1 december 2020 tot en met 21 maart 2021 een maatwerkvoorziening verstrekt voor 20 minuten per week en is bepaald dat appellant na 21 maart 2021 gebruik kan maken van de algemene voorziening was- en strijkservice. Het college heeft hiervoor een overeenkomst gesloten met een aanbieder, WaST Haaksbergen, die zich jegens het college heeft verbonden de algemene voorziening voor wassen en strijken te leveren en daarover met het college afspraken heeft gemaakt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat het college heeft erkend dat het heeft nagelaten de bezwaarkosten te vergoeden. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn door de rechtbank in stand gelaten. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het college de in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.34d1) (Beleidsregels) neergelegde normering voor de basismodule huishoudelijke ondersteuning mocht baseren op het HHM onderzoek Norm huishoudelijke ondersteuning in Twente (2017) (Twente-rapport). Daarnaast mocht het college voor de aanvullende module extra hygiëne uitgaan van de normen uit het CIZprotocol. Verder heeft het college de hulpbehoefte voldoende in kaart gebracht en voldoende rekening gehouden met de individuele situatie van appellant. Ook is door appellant onvoldoende onderbouwd dat de verstrekte huishoudelijke ondersteuning te weinig is. Tot slot heeft het college terecht geconcludeerd dat de was- en strijkservice een algemene voorziening is die aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor het doen van was- en strijktaken in de weg staat.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.