Centrale Raad van Beroep, 18-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:748, 22/967 AKW
Centrale Raad van Beroep, 18-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:748, 22/967 AKW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 18 april 2024
- Datum publicatie
- 19 april 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:748
- Zaaknummer
- 22/967 AKW
Inhoudsindicatie
Weigering toekennen kinderbijslag. Appellant voldoet (net) niet aan de onderhoudseis voor zijn in Marokko wonende kinderen. Appellant meent dat de onderhoudseis in zijn geval op grond van een exceptieve toets buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Onderhoudseis terecht niet buiten toepassing gelaten en niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De Raad stelt vast dat de wetgever bewust heeft gekozen voor de systematiek van een vaste onderhoudseis, waarbij geen rekening wordt gehouden met het inkomen van de verzekerde en de feitelijke kosten van levensonderhoud van de kinderen. Een klacht over de voorbereiding en motivering van een regeling zoals deze, op de grond dat de belangen van een bepaalde groep ten onrechte niet specifiek zijn onderzocht en expliciet zijn meegewogen, vraagt in wezen een politiek-bestuurlijk getint oordeel van de rechter, te weten een oordeel over de vraag of de wetgever specifiek aandacht had moeten besteden aan (de specifieke eigenschappen van) die groep. Ten aanzien van dit soort argumentatie past een (zeer) terughoudende benadering van de rechter. De weigering van kinderbijslag aan appellant kan die toetsing doorstaan.
Uitspraak
22/967 AKW
Datum uitspraak: 18 april 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2022, 21/2306 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.G.M. de Groot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2023. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Groot. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
Na de zitting is het onderzoek heropend en is de zaak naar de meervoudige kamer verwezen.
Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 21 september 2023. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Groot. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze uitspraak beoordeelt de Raad de weigering van kinderbijslag aan appellant omdat hij (net) niet aan de onderhoudseis heeft voldaan voor zijn in Marokko wonende kinderen. Appellant meent dat de onderhoudseis in zijn geval buiten toepassing moet worden gelaten, omdat de wetgever onvoldoende aandacht zou hebben gehad voor personen met een minimuminkomen en met kinderen die wonen in een land waar de kosten van levensonderhoud lager zijn dan in Nederland. Volgens de Raad heeft de wetgever bewust gekozen voor de systematiek van een vaste onderhoudseis, waarbij geen rekening wordt gehouden met het inkomen van de verzekerde en de feitelijke kosten van levensonderhoud van de kinderen. Een klacht over de voorbereiding en motivering van een regeling zoals deze, op de grond dat de belangen van een bepaalde groep ten onrechte niet specifiek zijn onderzocht en expliciet zijn meegewogen, vraagt in wezen een politiek-bestuurlijk getint oordeel van de rechter, te weten een oordeel over de vraag of de wetgever specifiek aandacht had moeten besteden aan (de specifieke eigenschappen van) die groep. Ten aanzien van dit soort argumentatie past een (zeer) terughoudende benadering van de rechter. De weigering van kinderbijslag aan appellant kan die toetsing doorstaan.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellant heeft op 25 september 2019 kinderbijslag aangevraagd op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn kind [naam kind 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016. Appellant heeft op 13 mei 2020 kinderbijslag aangevraagd voor zijn kind [naam kind 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2020. Beide kinderen wonen bij hun moeder in Marokko.
Bij besluit van 25 november 2020 heeft de Svb beslist dat appellant vanaf het 2e kwartaal van 2019 enkelvoudige kinderbijslag krijgt voor [naam kind 1] . Vanaf het tweede kwartaal van 2020 heeft appellant geen recht meer op kinderbijslag voor [naam kind 1] . Voor [naam kind 2] heeft appellant geen recht op kinderbijslag. Dat is omdat appellant minder dan € 433,- per kwartaal, per kind heeft besteed aan het onderhoud van zijn kinderen.
Bij besluit van 11 maart 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 november 2020 ongegrond verklaard. Appellant heeft met betaal- en ontvangstbewijzen aangetoond dat hij over het tweede kwartaal van 2020 € 810,- heeft bijgedragen en over het derde kwartaal van 2020 € 750,-. Dit is minder dan € 433,- per kind per kwartaal. De eis van € 433,- per kind per kwartaal geldt voor iedereen. Er is geen reden of mogelijkheid om hiervan af te wijken in verband met het inkomen van appellant of de stelling dat het leven in Marokko minder duur is. Er bestaat op dit punt geen beleidsvrijheid. Het beroep van appellant op de redelijkheid of de hardheidsclausule slaagt dan ook niet, aldus de Svb.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 20 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:495), overwogen dat het hanteren van een vaste, inkomensonafhankelijke onderhoudsbijdrage, zonder rekening te houden met de financiële draagkracht van de aanvrager, niet in strijd is met het in verschillende verdragen neergelegde gebod van gelijke behandeling. Als een ouder niet of niet voldoende aan het onderhoud heeft bijgedragen, is daarin een grond gelegen voor het niet toekennen van kinderbijslag. Het beroep van appellant op zijn financiële situatie kan daarom niet slagen. De beroepsgrond van appellant dat op de minimale onderhoudsbijdrage voor zijn kinderen een woonlandfactor zou moeten worden toegepast, omdat de kosten van levensonderhoud in Marokko lager zijn, slaagt niet. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever een (eventuele) woonlandfactor bewust niet van toepassing heeft verklaard op de onderhoudsbijdrage voor de AKW. Ten slotte kan het beroep van appellant op het evenredigheidsbeginsel niet slagen, omdat sprake is van een gebonden bevoegdheid en niet gebleken is van strijd met fundamentele rechtsbeginselen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant bestrijdt niet dat hij niet heeft voldaan aan de onderhoudseis. Hij heeft echter betoogd dat deze onderhoudseis in zijn geval op grond van een exceptieve toets buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel.