Home

Centrale Raad van Beroep, 18-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:780, 22/2946 ZW

Centrale Raad van Beroep, 18-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:780, 22/2946 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
18 april 2024
Datum publicatie
6 mei 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:780
Zaaknummer
22/2946 ZW

Inhoudsindicatie

De Rechtbank heeft terecht de overname door het Uwv van de behandeling van de ziekmelding van de (ex-)werknemer van appellante in stand gelaten. De (ex-)werknemer was op de datum in geding in dienst van appellante. Appellante had de ziekmelding van de (ex-)werknemer, nadat deze door het Uwv aan haar was doorgezonden, in behandeling moeten nemen en de overige werkzaamheden, als bedoeld in artikel 63a, eerste lid, van de ZW met betrekking tot de (ex-)werknemer moeten verrichten. Het Uwv heeft terecht de behandeling van de ziekmelding overgenomen.

Uitspraak

22/2946 ZW, 22/2947 ZW

Datum uitspraak: 18 april 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van

2 augustus 2022, 20/2998 en 20/3517 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Het gaat in deze zaak in hoger beroep enkel (nog) over de vraag of het Uwv terecht de behandeling van de ziekmelding van een (ex-)werknemer van appellante heeft overgenomen omdat appellante deze ziekmelding niet in behandeling heeft genomen terwijl zij dat wel had moeten doen. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv dit besluit terecht heeft genomen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.T.M. Zusterzeel, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 maart 2024. Voor appellante zijn verschenen mr. Zusterzeel en [naam], bedrijfsleider. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante is een uitzendorganisatie. Zij is eigenrisicodrager (ERD) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Ziektewet (ZW). [(ex)-werknemer]
(hierna: (ex-)werknemer) was werkzaam bij appellante als timmerman. Het Uwv heeft op
8 juli 2019 een melding ontvangen dat hij met ingang van 14 december 2018 ziek is. Het Uwv heeft de ziekmelding ter behandeling aan appellante doorgezonden.

1.2.

Met een besluit van 17 juni 2020 (het overnamebesluit) heeft het Uwv aan appellante medegedeeld dat het Uwv de ziekmelding in behandeling heeft genomen, omdat appellante geen gehoor heeft gegeven aan meerdere verzoeken van het Uwv de ziekmelding in behandeling te nemen. Met een besluit van 9 oktober 2020 (bestreden besluit 1) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Met een besluit van 8 juni 2020 heeft het Uwv de vanaf 25 februari 2019 uitbetaalde
ZW-uitkering van de (ex-)werknemer met ingang van 9 juli 2020 beëindigd. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante hiertegen met een besluit van 16 november 2020 (bestreden besluit 2) ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft de beroepen tegen beide bestreden besluiten ongegrond verklaard. Voor zover hier van belang, heeft de rechtbank overwogen dat uit de polisadministratie volgt dat de werknemer van 4 september 2018 tot en met 24 februari 2019 bij appellante in dienst is geweest. Zelfs als de werknemer tot 1 januari 2019 in dienst zou zijn geweest, zoals appellante heeft gesteld, doet dat er niet aan af dat hij op de datum waarop de ziekmelding betrekking had, 14 december 2018, bij appellante in dienst was. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht de ziekmelding van de (ex-)werknemer heeft behandeld. Het Uwv heeft vervolgens op 25 mei 2020 een medisch onderzoek door een verzekeringsarts laten verrichten, waarin is geconcludeerd dat de werknemer recht heeft op een ZW-uitkering tot
9 juli 2020. Dat dit onderzoek pas zo laat heeft plaatsgevonden, is in overwegende mate het gevolg van de weigerachtigheid van appellante om het onderzoek op zich te nemen, terwijl uit artikel 63a van de ZW volgt dat zij dit als ERD had moeten doen. Dat appellante niet heeft kunnen vaststellen dat de werknemer, zoals zij veronderstelt, arbeidsgeschikt is, komt dus voor haar risico. Dat de werknemer zich pas geruime tijd na het einde van het dienstverband heeft ziekgemeld, maakt dat niet anders. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten de ZW-uitkering van de werknemer per 9 juli 2020 te beëindigen.

Het hoger beroep van appellante

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels