Home

Centrale Raad van Beroep, 23-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:868, 22/2682 PW

Centrale Raad van Beroep, 23-04-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:868, 22/2682 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
23 april 2024
Datum publicatie
14 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:868
Zaaknummer
22/2682 PW

Inhoudsindicatie

Onweerlegbaar rechtsvermoeden. Intrekking, (mede)terugvordering, verrekening en toekenning. Hoger beroep college. Het college baseert de conclusie dat sprake is van een gezamenlijke huishouding op verklaringen van betrokkenen, buurtbewoners en van een neef, op water- en elektraverbruik op de adressen van betrokkenen en op wat er tijdens huisbezoeken op die adressen aan persoonlijke spullen van betrokkene 1 is aangetroffen. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het college.

Uitspraak

22/2682 PW, 22/2683 PW, 22/2684 PW, 22/2685 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 juli 2022, 20/2529, 20/2551, 20/2548, 21/1132 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)

[betrokkene 1] te [woonplaats] (betrokkene 1) en [betrokkene 2] te [woonplaats] (betrokkene 2)

Datum uitspraak: 23 april 2024

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkenen heeft mr. H.A. van der Kleij, advocaat, een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft partijen voorafgaand aan en met het oog op de zitting schriftelijk vragen gesteld.

Betrokkenen hebben nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 12 maart 2024. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Guliker. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door mr. Van der Kleij. De zaken zijn gevoegd behandeld met de zaken van betrokkene 2 en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank met de nummers 22/1389 ANW en 23/3173 ANW. In deze zaken is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaken gaan over de intrekking en terugvordering van bijstand van betrokkene 1, medeterugvordering van betrokkene 2, verrekening en de toekenning van bijstand naar de norm voor gehuwden. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat betrokkene 1 in de gehele te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerde met betrokkene 2. Het college baseert dit op verklaringen van betrokkenen, buurtbewoners en van een neef van betrokkene 1, op water- en elektraverbruik op de adressen van betrokkenen en op wat er tijdens huisbezoeken op die adressen aan persoonlijke spullen van betrokkene 1 is aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Raad deelt dit oordeel, zodat het hoger beroep van het college niet slaagt.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel