Home

Centrale Raad van Beroep, 08-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:973, 23/694 WIA

Centrale Raad van Beroep, 08-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:973, 23/694 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
8 mei 2024
Datum publicatie
23 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:973
Zaaknummer
23/694 WIA

Inhoudsindicatie

Afwijzing vergoeding premie allriskverzekering. Het Uwv heeft het beleid gevolgd door bij auto's ouder dan vijf jaar alleen een tegemoetkoming toe te kennen op basis van een WA-verzekering.

Uitspraak

23/694 WIA

Datum uitspraak: 8 mei 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 februari 2023, 22/688 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

Het gaat in deze zaak om de vraag of het Uwv de door appellant verzochte vergoeding voor de premie voor een allriskverzekering mocht afwijzen omdat zijn auto ouder is dan vijf jaar en in plaats daarvan een (lagere) vergoeding heeft mogen toekennen voor de premie voor een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (WA-verzekering). De Raad is van oordeel dat dit het geval is.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 februari 2024. Appellant is via videobellen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. Smit.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant heeft op 22 september 2021 een allrisk autoverzekering bij OHRA afgesloten met een looptijd van één jaar van 22 september 2021 tot 1 september 2022. De verzekeringspremie bedraagt € 95,52 per maand.

1.2.

Appellant heeft op 18 november 2021 een aanvraag voor een voorziening ingediend voor vergoeding meerkosten motorrijtuigenbelasting en autoverzekering 2022.

1.3.

Het Uwv heeft appellant in een mailbericht van 21 december 2021 erop gewezen dat het bedrag op het ingediende polisblad voor een allriskverzekering is, en appellant verzocht op te geven wat hij maandelijks voor de WA-verzekering betaalt.

1.4.

Appellant heeft in een reactie van 24 december 2021 te kennen gegeven dat een allriskverzekering een WA-verzekering is met extra dekking. Volgens appellant heeft het Uwv genoeg informatie om een besluit nemen.

1.5.

Het Uwv heeft in een besluit van 11 januari 2022 gesteld dat het de gevraagde gegevens die nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag van de meerkosten verzekering en motorrijtuigenbelasting niet heeft ontvangen. Het Uwv heeft de aanvraag daarom buiten behandeling gelaten.

1.6.

Bij beslissing op bezwaar van 2 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant gegrond verklaard en de aanvraag alsnog in behandeling genomen. Voor 2022 krijgt appellant voor het gebruik van zijn auto de meerkosten vergoed die boven de eigen bijdrage uitkomen. Deze meerkosten bedragen voor de autoverzekering € 6,15 per maand. De meerkosten zien op een vergoeding voor de premie van een WA-verzekering en niet op een allriskverzekering. In het bestreden besluit staat dat de verzekeringskosten van een allriskverzekering uitsluitend worden vergoed voor nieuwe auto's tot vijf jaar oud. Voor auto's vanaf vijf jaar oud wordt alleen een WA-verzekering vergoed. De auto van appellant is op 1 januari 2022 ten minste vijf jaar oud. Daarbij heeft het Uwv erop gewezen dat appellant de aanpassingen aan zijn auto niet hoeft te verzekeren. Bij schade of bij diefstal vergoedt het Uwv noodzakelijke nieuwe aanpassingen. Uiteraard kan appellant zijn auto anders of aanvullend verzekeren, alleen vergoedt het Uwv deze kosten niet.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank – voor zover van belang – overwogen dat niet is gebleken dat er een wet en/of regel bestaat die het Uwv verplicht om, in geval van appellant, een tegemoetkoming op basis van de premie voor een allriskverzekering toe te kennen. Het Uwv heeft omtrent vergoedingen zoals hier aan de orde beleid opgesteld dat is vastgelegd in het Protocol Voorzieningen UWV (hierna: het protocol). Uit het protocol blijkt dat het toekennen van een tegemoetkoming van een bijdrage aan de autoverzekering een discretionaire bevoegdheid van het Uwv is. Dat wil zeggen dat het Uwv beoordelingsvrijheid heeft en de rechtbank het besluit van het Uwv terughoudend moet toetsen. Het Uwv heeft nader toegelicht dat het gangbaar is om een auto tot een leeftijd van vijf jaar allrisk te verzekeren. Ook verzekeringsmaatschappijen adviseren om na vijf jaar een auto niet meer allrisk te verzekeren. De rechtbank begrijpt het Uwv aldus dat bij auto’s ouder dan vijf jaar de verzekeringspremie van een allriskverzekering niet (meer) opweegt tegen de waarde van de auto. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd waarom er bij auto’s tot een leeftijd van vijf jaar een tegemoetkoming in de verzekering kan worden toegekend op basis van de premie voor een allriskverzekering en bij auto's ouder dan vijf jaar alleen een tegemoetkoming kan worden toegekend op basis van een WA-verzekering. Deze motivering komt de rechtbank ook niet onredelijk voor. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant onvoldoende heeft onderbouwd dat in zijn geval sprake is van een bijzonder geval als gevolg waarvan afgeweken dient te worden van het protocol.

Het standpunt van appellant

3.1.

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant stelt dat uit informatie van zijn verzekeraar blijkt dat tegenwoordig een termijn tot wel acht jaar wordt gehanteerd voor het afsluiten van een allriskverzekering. Ook experts hebben aangegeven dat in het geval dat mensen voor vervoer afhankelijk zijn van hun auto, een allriskverzekering zelfs na acht jaar de meest verantwoordelijke keuze is. Appellant heeft daartoe een uitdraai van de website van verzekeraar OHRA overgelegd en een uitdraai van een online krantenartikel van 19 februari 2023 waarin een expert van vergelijkingssite Independer wordt geciteerd. Het Uwv hanteert de vijf jaar-grens al minstens tien jaar. Deze grens is niet geherindiceerd op het hedendaagse kostenaspect van moderne auto’s. De kosten van onderhoud en reparaties zijn gestegen. Appellant betaalt steeds meer voor het gebruik van zijn auto. Appellant vindt het onwenselijk dat het Uwv een oordeel geeft over of er wel of geen toekenning volgt voor broodnodige voorzieningen. Appellant is vanwege zijn handicap aangewezen op door het Uwv medisch noodzakelijk geachte speciale aanpassingen. Dat hij kiest voor een bredere dekking bovenop de WA-verzekering zodat hij bij eenvoudige gebreken niet voor hoge kosten komt te staan is de keuze van appellant en een verstandige. Nergens staat in de regelgeving dat je geen uitgebreide WA-verzekering mag kiezen, aldus appellant.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv ziet geen aanleiding zijn standpunt te wijzigen. De besluitvorming met betrekking tot de vergoeding van meerkosten autoverzekering heeft plaatsgevonden conform het protocol en interne richtlijnen, opgenomen in het handboek Wetsuitleg Voorzieningen. Het Uwv heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage

ReïntegratiebesluitArtikel 2 Uitgangspunten verstrekking subsidie en verlening voorzieningen(…)4. Bij de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt bij de beoordeling en berekening van de kosten en de verlening van een voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid uitgegaan van de goedkoopste adequate voorziening.

Protocol voorzieningen Uwv 2021