Centrale Raad van Beroep, 21-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:161, 24/431 PW
Centrale Raad van Beroep, 21-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:161, 24/431 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 21 januari 2025
- Datum publicatie
- 6 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:161
- Zaaknummer
- 24/431 PW
Inhoudsindicatie
Herziening en terugvordering van bijstand. Verkopen op Marktplaats. Op geld waardeerbare activiteiten. Gelet op de aard, omvang en de regelmaat van de verkoopactiviteiten is geen sprake geweest van incidentele verkoop van privégoederen, maar van handel waarmee appellante inkomsten kon genereren. Dit zijn op geld waardeerbare activiteiten. Dit wordt niet anders doordat sommige goederen niet zijn verkocht of tegen een lagere prijs. Door deze activiteiten niet te melden heeft appellante de inlichtingenverplichting geschonden.
Uitspraak
24/431 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 januari 2024, 23/3139 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)
Datum uitspraak: 21 januari 2025
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over een herziening en terugvordering van bijstand ingevolge de Participatiewet (PW). Volgens het college heeft appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting geschonden door geen melding te maken van verkopen via Marktplaats, wat te beschouwen is als het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten. Als gevolg hiervan heeft appellante te veel bijstand ontvangen. Appellante is het daar niet mee eens. Zij voert onder meer aan dat het gaat om incidentele verkoop van privégoederen, dat zij de meeste verkoopadvertenties voor anderen heeft geplaatst en dat veel goederen niet zijn verkocht. Net als de rechtbank is de Raad het niet met appellante eens. Het hoger beroep slaagt daarom niet.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.A. Adjiembaks, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld tijdens een zitting van 10 december 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Adjiembaks en vergezeld door haar partner, zoon en dochter. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Wassens.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante ontving sinds 24 oktober 2012 samen met haar partner bijstand naar de norm van gehuwden. Vanaf 1 september 2014 ontvangt zij bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk ingevolge de PW.
Naar aanleiding van een anonieme melding op 21 juni 2022 dat appellante onder andere handelt en veelvuldig goederen met aanzienlijke waarde verkoopt, heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. In dat kader heeft een medewerker van Team Handhaving onder meer dossieronderzoek verricht, gegevens gevorderd bij Marktplaats B.V. en appellante op 31 augustus 2022 en op 22 september 2022 gehoord. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 3 oktober 2022.
De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om met een besluit van 21 november 2022, zoals na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 28 juni 2023 (bestreden besluit) en voor zover van belang, over een aantal in de periode van 1 september 2014 tot en met 21 juni 2022 gelegen maanden te herzien en de over die maanden teveel gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 17.143,97 bruto van appellante terug te vorderen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante in die maanden handelsactiviteiten heeft verricht op Marktplaats waaruit zij inkomsten heeft verkregen, of had kunnen verkrijgen. Deze activiteiten en de inkomsten daaruit heeft zij niet aan het college gemeld. Hoewel appellante van deze activiteiten en inkomsten geen boekhouding of administratie heeft bijgehouden, heeft het college aanleiding gezien de bijstand over de te beoordelen periode schattenderwijs vast te stellen. Het college heeft daartoe de concreet genoemde vraagprijzen bij de Marktplaatsadvertenties als inkomen betrokken bij de vaststelling van het recht op bijstand in de maanden waarin de advertenties waren geplaatst en aldus het terugvorderingsbedrag vastgesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.