Centrale Raad van Beroep, 16-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:263, 23/970 ZVW
Centrale Raad van Beroep, 16-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:263, 23/970 ZVW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 16 januari 2025
- Datum publicatie
- 20 februari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:263
- Zaaknummer
- 23/970 ZVW
Inhoudsindicatie
AOW-pensioen. Appellant is als verdragsgerechtigde aangemerkt, waardoor hij een verdragsbijdrage verschuldigd is aan het CAK. De verklaring van het Ierse orgaan, waarin wordt bevestigd dat appellant geen prevalerend recht op zorg heeft, wordt gevolgd. Op grond van Vo 883/20042 komt de zorg ten laste van Nederland, en is appellant verplicht de verdragsbijdrage te betalen.
Uitspraak
23/970 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2023, 21/3663 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Ierland (appellant)
Datum uitspraak: 16 januari 2025
het CAK
SAMENVATTING
Appellant woont in Ierland en ontvangt een AOW-pensioen uit Nederland. De vraag is of zijn recht op medische zorg in Ierland op grond van Vo 883/2004 ten laste komt van Nederland. Appellant stelt dat hij geen verdragsgerechtigde is maar dat zijn recht op zorg is gebaseerd op werkzaamheden die hij uitvoert als zelfstandige in Ierland. De Raad is van oordeel dat dit recht op zorg niet gekoppeld is aan de werkzaamheden. Het CAK heeft appellant terecht als verdragsgerechtigde aangemerkt. Daarmee is appellant in Nederland een verdragsbijdrage verschuldigd.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het CAK heeft vragen van de Raad beantwoord.
Appellant heeft nadere stukken aan de Raad toegestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2024. Appellant heeft door middel van videobellen deelgenomen aan de zitting. Het CAK heeft eveneens door middel van videobellen deelgenomen en heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant woont sinds [datum] 2017 in Ierland. Sindsdien heeft hij daar inkomsten als zelfstandige onder meer vanuit de verhuur van vakantiehuisjes. Vanaf 8 januari 2020 ontvangt hij een AOW1-pensioen uit Nederland. Bij besluit van 11 december 2020 heeft het CAK appellant per 8 januari 2020 als verdragsgerechtigde aangemerkt. In diezelfde brief heeft het CAK laten weten dat appellant daarom een verdragsbijdrage moet gaan betalen en dat deze bijdrage wordt ingehouden op zijn pensioen.
Bij besluit van 21 januari 2021 is door de Svb aan appellant meegedeeld dat vanaf februari 2021 een verdragsbijdrage wordt ingehouden op zijn AOW-pensioen van € 153,50 per maand. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het CAK heeft het bezwaar bij besluit van 7 april 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daaraan heeft het CAK ten grondslag gelegd dat op grond van Vo 883/20042 Nederland, als lidstaat die het ouderdomspensioen betaalt aan appellant, verantwoordelijk is voor de kosten van medische zorg die hij maakt in zijn woonstaat Ierland. Uit een E-121 verklaring van 3 maart 2021 blijkt namelijk, zo overweegt het CAK, dat appellant volgens het Ierse orgaan recht heeft op verstrekkingen in Ierland ten laste van Nederland. Om die reden heeft het CAK appellant aangemerkt als verdragsgerechtigde. Daarvoor is hij vanaf 8 januari 2020 een bijdrage aan het CAK verschuldigd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.