Home

Centrale Raad van Beroep, 20-02-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:293, 22/934 WIA

Centrale Raad van Beroep, 20-02-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:293, 22/934 WIA

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 februari 2025
Datum publicatie
28 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:293
Zaaknummer
22/934 WIA

Inhoudsindicatie

Dagloon terecht vastgesteld op € 27,99. Het Uwv heeft het loon voor de werkzaamheden van betrokkene in de laatste maand van de referteperiode, januari 2014, dat is uitbetaald en verantwoord in februari 2014, na de referteperiode terecht niet meegenomen in de berekening. Geen sprake van bijzondere omstandigheden die tot de conclusie leiden dat het bestreden besluit voor betrokkene onredelijk bezwarend is.

Uitspraak

22/934 WIA

Datum uitspraak: 20 februari 2025

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 17 februari 2022, 20/4711 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv het dagloon van betrokkene voor haar uitkering op grond van de Wet WIA terecht per 1 juli 2016 heeft vastgesteld op € 27,99. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv het loon voor de werkzaamheden van betrokkene in de laatste maand van de referteperiode, januari 2014, dat is uitbetaald en verantwoord in februari 2014, na de referteperiode, terecht buiten de berekening van het dagloon heeft gelaten. De Raad is van oordeel dat het Uwv dit loon terecht niet heeft meegenomen in de berekening en het bestreden besluit juist is.

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkene heeft mr. S. Akkas, advocaat te Haarlem, een verweerschrift ingediend.

Mr. S. Akkas, advocaat te Amsterdam, heeft zich als opvolgend gemachtigde gesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Beijen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Akkas.

OVERWEGINGEN

Inleiding


1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Betrokkene heeft van 1 november 2013 tot en met 31 december 2013 gewerkt bij [naam B.V.] ( [naam B.V.] ). Zij is met ingang van 1 januari 2014 in dienst getreden bij de Stichting [naam stichting] ( [naam stichting] !). [naam B.V.] en [naam stichting] ! behoren tot hetzelfde concern. Betrokkene is op 3 februari 2014 uitgevallen voor haar werkzaamheden.

1.2.

Het Uwv heeft bij besluit van 16 juni 2016 aan betrokkene een WGAloonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend vanaf 1 juli 2016. Het dagloon is daarbij geïndexeerd vastgesteld op € 27,99.

1.3.

Betrokkene heeft het Uwv op 18 december 2019 verzocht om een toelichting op de hoogte van het dagloon zoals dit in het besluit van 16 juni 2016 is vastgesteld. Het Uwv heeft zich bij besluit van 30 januari 2020 op het standpunt gesteld dat er geen reden is om een andere beslissing te nemen omdat het dagloon bij het besluit van 16 juni 2016 juist is vastgesteld.

1.4.

In bezwaar tegen dit besluit heeft betrokkene onder meer een aan haar gericht emailbericht van de salarisadministrateur van [naam stichting] ! van 14 juli 2016 ingediend, waarin is vermeld dat er geen loonstrook van januari 2014 is en dat betrokkene in januari 2014 op basis van een 0-uren contract via [naam stichting] ! is uitbetaald, wat betekent dat de in januari 2014 gewerkte uren pas in februari 2014 werden uitbetaald. Indien zij in januari 2014 een betaling heeft gehad, is dit een betaling van [naam B.V.] over december 2013 geweest, aldus de salarisadministrateur.

1.5.

Het Uwv heeft bij besluit van 23 juli 2020 (bestreden besluit) het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard. Het Uwv heeft in dit besluit de berekening van het dagloon toegelicht. Voor de berekening is uitgegaan van het sociaal verzekeringsloon (SV-loon) dat betrokkene heeft genoten in de referteperiode die voor betrokkene loopt van 1 februari 2013 tot en met 31 januari 2014. In deze periode heeft zij over de maanden november 2013 en december 2013 bij werkgever [naam B.V.] in totaal € 1.758,29 aan SV-loon genoten. Omdat betrokkene pas in november 2013 is begonnen met werken, zijn alleen de loondagen vanaf deze maand meegenomen. Dit zijn in totaal 65 loondagen (20 loondagen in november 2013, 22 loondagen in december 2013 en 23 loondagen in januari 2014), € 1.758,29 gedeeld door 65 loondagen geeft een dagloon van € 27,05, geïndexeerd € 27,99. De eerste maand waarover [naam stichting] ! loonaangifte heeft gedaan is februari 2014. Uit de door betrokkene ingestuurde bankafschriften volgt dat er in januari 2014 feitelijk niets is betaald door de werkgevers. Omdat het Uwv de loonbedragen moet toerekenen aan de maanden waarover de werkgever daar aangifte van doet kan het SV-loon vanuit [naam stichting] ! niet worden meegenomen.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het Uwv opdracht gegeven tot het nemen van een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkene. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat in dit geval een strikte toepassing van artikel 15, eerste lid, van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) tot een onevenredig groot nadeel aan de zijde van betrokkene leidt ten opzichte van de met het besluit te dienen doelen. Volgens de rechtbank heeft de opvolgend werkgever het loon over de maand januari 2014 bij de loonopgave, anders dan gebruikelijk, niet toegekend aan de betreffende maand waarin de werkzaamheden werden verricht, met het gevolg dat die beloning niet is meegerekend. De rechtbank acht het voldoende aannemelijk geworden dat de opvolgend werkgever daarmee een onjuiste loonopgave heeft gedaan en dat in het geval de loonopgave conform de vorige werkgever over januari 2014 was gedaan, dat loonbedrag wel was meegerekend in de dagloonberekening. Het nadelige gevolg voor betrokkene was onnodig. Omdat sprake is van een korte periode van slechts drie maanden (gelegen in de referteperiode van één jaar), leidt het niet meerekenen van één maand loon tot een zeer nadelige uitkomst voor betrokkene. Dit nadeel weegt zwaarder dan het vasthouden aan het doel dat met het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van het Dagloonbesluit met name bedoeld is, te weten een eenvoudige vaststelling van het dagloon. De rechtbank is daarom van oordeel dat in dit concrete geval de berekeningsmethode van artikel 15, eerste lid, van het Dagloonbesluit buiten toepassing moet blijven, voor zover daarmee het loon betaald voor de werkzaamheden die zijn verricht in januari 2014 buiten beschouwing wordt gelaten. Toepassing van het evenredigheidsbeginsel brengt in dit geval met zich dat het in februari 2014 betaalde loon moet worden geacht te zijn genoten voor de in januari 2014 verrichte werkzaamheden en als zodanig in de berekening van het dagloon moet worden meegeteld.

Standpunten van partijen

3.1.

Het Uwv is het niet eens met de aangevallen uitspraak en acht daarbij met name van belang dat er geen sprake is van een onjuiste loonopgave door de werkgever. Uit het emailbericht van de salarisadministrateur van [naam stichting] ! aan betrokkene van 14 juli 2016 volgt juist dat door het 0-urencontract de betaling van de in januari 2014 verrichte arbeid pas in de daarop volgende maand plaatsvindt. Volgens het Uwv is niet gebleken van een betaling in januari 2014. Daarnaast is het vaste rechtspraak van de Raad dat het loon dat is genoten buiten het refertejaar, maar betrekking heeft op een periode binnen het refertejaar, voor de dagloonberekening buiten beschouwing gelaten moet worden. Het Uwv heeft erop gewezen dat het loon van betrokkene niet volgens de hoofdregel door 261 loondagen is gedeeld, maar door 65 loondagen, omdat zij als starter is aangemerkt. In dit licht bezien kan volgens het Uwv niet worden gesproken van een zeer nadelige uitkomst voor betrokkene.

3.2.

Betrokkene heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Wet WIA

Dagloonbesluit (tekst 1 juli 2016)