Home

Centrale Raad van Beroep, 09-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:43, 24/1337 ANW

Centrale Raad van Beroep, 09-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:43, 24/1337 ANW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 januari 2025
Datum publicatie
13 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:43
Zaaknummer
24/1337 ANW

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering ANW-uitkering, omdat appellant niet meer voldoet aan de voorwaarden. De zoon van appellant behoort niet meer tot zijn huishouden en appellant is minder dan 45% arbeidsongeschikt. Zorgvuldig medisch onderzoek. Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn. Proceskostenvergoeding.

Uitspraak

24/1337 ANW

Datum uitspraak: 9 januari 2025

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 mei 2024, 21/1266 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om vergoeding van schade

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats], Duitsland (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) (Staat)

Appellant ontving een ANW-uitkering van de Svb. De Svb heeft deze uitkering ingetrokken omdat appellant niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het recht op deze uitkering en de teveel betaalde uitkering teruggevorderd. Volgens de rechtbank en de Raad is dit terecht gebeurd. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke en de rechterlijke fase wordt toegewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. R.M.J. Schoonbrood, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Namens appellant is gevraagd om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Naar aanleiding hiervan heeft de Raad de Staat als partij aangemerkt.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 november 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Schoonbrood. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant ontving met ingang van augustus 2008 een nabestaandenuitkering op grond van de ANW1 omdat hij na het overlijden van zijn echtgenote als nabestaande een ongehuwd kind verzorgt dat jonger is dan achttien jaar dat niet tot het huishouden van een ander behoort.

1.2.

Op 8 oktober 2018 heeft appellant de Svb een onderhoudsverklaring voor de kinderbijslag toegestuurd. Naar aanleiding van die verklaring heeft de Svb nader onderzoek verricht. Uit het onderzoek kwam naar voren dat appellant sinds 8 december 2017 (weer) in Nederland woont. Zijn zoon [naam zoon] woont nog in Duitsland. De Svb heeft nu de zoon van appellant niet meer tot zijn huishouden behoort onderzocht of appellant op 8 december 2017 nog recht op een ANW-uitkering kan hebben op grond van arbeidsongeschiktheid die meer dan 45% is.

1.3.

Op verzoek van de Svb heeft het Uwv2 een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht naar de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant. Het Uwv heeft de Svb met een brief van 16 april 2019 laten weten dat appellant op en na 8 december 2017 minder dan 45% arbeidsongeschikt is. Dit oordeel is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts en een rapport van een arbeidsdeskundige van het Uwv.

1.4.

Met een besluit van 4 september 2019 heeft de Svb de ANW-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018 ingetrokken omdat appellant niet (meer) voldoet aan de voorwaarden voor het recht op deze uitkering.

1.5.

Met een besluit van dezelfde datum heeft de Svb de te veel betaalde ANW-uitkering over de periode 1 januari 2018 tot en met augustus 2019 tot een bedrag van € 18.447,46 van appellant teruggevorderd.

1.6.

Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 24 maart 2021 (bestreden besluit) bij de herziening en terugvordering gebleven. Aan dit besluit ligt onder meer ten grondslag een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels