Home

Centrale Raad van Beroep, 07-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:94, 23/2355 PW

Centrale Raad van Beroep, 07-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:94, 23/2355 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
7 januari 2025
Datum publicatie
23 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2025:94
Zaaknummer
23/2355 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand en maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 . Kosten prostitutiebezoek. Geen noodzakelijke kosten. Benoemen deskundige niet nodig. Geen noodzaak voor maatwerkvoorziening. Appellant heeft geen objectieve medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de kosten van prostitutiebezoek noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Er bestaat geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Verder is het vervullen van seksuele behoeften geen noodzakelijke adl waarvoor het college een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 moet verstrekken.

Uitspraak

23/2355 PW, 23/2356 WMO15

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 6 juli 2023, 22/2533 en 22/2743 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Vught (college)

Datum uitspraak: 7 januari 2025

Het gaat in deze zaak om de vraag of het college aan appellant een vergoeding moet toekennen voor prostitutiebezoek in de vorm van bijzondere bijstand of een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Appellant heeft aangevoerd dat dit noodzakelijke kosten zijn. De Raad geeft appellant geen gelijk. De Raad ziet ook geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nadere stukken en zienswijzen ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 november 2024. Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. Cavdarci.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant heeft op 19 januari 2022 een aanvraag om bijzondere bijstand voor sekszorg ingediend. Appellant heeft later verduidelijkt dat het gaat om bijzondere bijstand voor prostitutiebezoek voor een jaarlijks bedrag van € 30.000,-.

1.2.

Met een besluit van 1 april 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 11 oktober 2022 (bestreden besluit 1), heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand afgewezen. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de kosten van prostitutiebezoek niet noodzakelijk zijn.

1.3.

Appellant heeft op 20 juni 2022 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

1.4.

Met een besluit van 22 juni 2022, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 8 november 2022 (bestreden besluit 2), heeft het college de aanvraag van appellant om een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 afgewezen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat ondersteuning bij het vervullen van seksuele behoeften niet kan worden aangemerkt als maatschappelijke ondersteuning van de zelfredzaamheid als bedoeld in de Wmo 2015, die dient te zijn gericht op het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl).

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard en daarmee de bestreden besluiten in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft ten aanzien van de aanvraag om bijzondere bijstand aangevoerd dat de kosten van prostitutiebezoek noodzakelijk zijn. Appellant heeft ter ondersteuning van zijn standpunt veel, vaak zelfgeschreven, stukken overgelegd, onder meer “De Natuur en onze Maatschappij” over de rol van seksualiteit in onze samenleving. Verder heeft appellant medische informatie overgelegd. Ook heeft appellant nadere stukken, waaronder de afwijzing van zijn aanvraag bij Expertisecentrum Euthanasie, overgelegd. Appellant heeft aan de Raad verzocht om een deskundige te benoemen. Appellant heeft ten aanzien van de aanvraag om een maatwerkvoorziening aangevoerd dat het vervullen van seksuele behoeften een adl is.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels