Centrale Raad van Beroep, 14-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:99, 23/2042 TONK
Centrale Raad van Beroep, 14-01-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:99, 23/2042 TONK
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 14 januari 2025
- Datum publicatie
- 23 januari 2025
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2025:99
- Zaaknummer
- 23/2042 TONK
Inhoudsindicatie
Afwijzing aanvraag om TONK-tegemoetkoming. Inkomensterugval. Geen bijzondere omstandigheden. De inkomensterugval was niet het gevolg van de coronacrisis, maar van het feit dat appellant niet beschikte over inkomsten uit zijn bedrijf. Het niet uitkomen van de verwachting dat hij inkomsten uit zijn bedrijf zou krijgen kan niet worden aangemerkt als een terugval in inkomsten. Die inkomsten waren op 1 januari 2020 nog niet gerealiseerd en konden daarom ook niet wegvallen. Appellant voldeed niet aan de voorwaarden van artikel 35, eerste lid, van de PW, zoals uitgelegd in artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels voor recht op een TONK-tegemoetkoming.
Uitspraak
23/2042 TONK
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 juni 2023, 21/4790 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen (college)
Datum uitspraak: 14 januari 2025
In deze zaak gaat het om een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de Regeling tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK-regeling). Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat de inkomensterugval van meer dan 40% volgens het college niet het gevolg was van de coronacrisis. Appellant voert aan dat de terugval in zijn inkomsten wel zijn veroorzaakt door de coronacrisis. Hij had namelijk een voorziene inkomensterugval door het wegvallen van een persoonsgebonden budget willen opvangen met inkomsten uit zijn eigen bedrijf, maar die inkomsten heeft hij door de coronacrisis niet gerealiseerd. De Raad is het niet met appellant eens. Het niet uitkomen van de verwachting een bepaald inkomen te verkrijgen is niet aan te merken als een terugval in inkomen. Het hoger beroep slaagt dus niet.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, advocaat, hoger beroep ingesteld en een nader stuk ingediend. Het college heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 12 november 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ouwerkerk-Hoogendonk. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. C.B.M. Peters.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is begin 2019 een eigen bedrijf gestart dat advies geeft op het gebied van audio bij mensen thuis of in de showroom. Hij ontving daaruit geen inkomsten. Op 1 oktober 2020 is appellant gestopt met zijn bedrijf.
Appellant ontving ten behoeve van de verzorging van zijn zoon een persoonsgebonden budget van € 3.742,06 netto per maand. De echtgenote van appellant ontving daarnaast nog inkomsten uit arbeid, namelijk een nettoloon van € 170,96 per maand. Op 1 januari 2020 bedroeg het totale inkomen van appellant en zijn echtgenote dus € 3.913,02. In april 2020 is de zoon in een woongroep gaan wonen. Vanaf dat moment ontvangt appellant geen persoonsgebonden budget meer.
Appellant en zijn echtgenote ontvangen vanaf 1 september 2020 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden. Per 1 januari 2021 bedroeg die bijstand € 1.264,92 netto per maand. Appellant ontving vanaf september 2020 woonkostentoeslag van het college en vanaf januari 2021 huurtoeslag op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
Appellant heeft op 9 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de woonkosten op grond van de TONK-regeling over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021. Hij heeft daarbij onder meer opgegeven dat zijn woonkosten in totaal € 853,96 bedragen en dat zijn netto-inkomen als gevolg van de coronacrisis met 68% is gedaald. Appellant heeft op verzoek van het college financiële stukken overgelegd, waaronder resultatenrekeningen van het bedrijf over 2019 en 2020.
Het college heeft met een besluit van 13 juli 2021 de aanvraag om een TONK-tegemoetkoming afgewezen en is, na bezwaar, met een besluit van 19 oktober 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven. Het bestreden besluit berust op de grond dat appellant weliswaar een inkomensterugval had van meer dan 40%, maar dat dit niet het gevolg was van de coronacrisis maar van het wegvallen van de inkomsten uit het persoonsgebonden budget. Het college heeft hierbij gewezen op artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK) 2021 gemeente Gilze en Rijen (Beleidsregels).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Appellant heeft aangevoerd dat de terugval in inkomsten het gevolg was van de coronacrisis en dat hij daarom wel recht had op een TONK-tegemoetkoming.