Home

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2007, BB3335, 05/18

Gerechtshof Amsterdam, 04-09-2007, BB3335, 05/18

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
4 september 2007
Datum publicatie
11 september 2007
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB3335
Zaaknummer
05/18

Inhoudsindicatie

De zinsnede in de tekst van post 3005 “en dergelijke artikelen” grijpt terug op de woorden “watten, gaas, verband”. Deze artikelen moeten worden gebruikt voor geneeskundige of chirurgische doeleinden. Het onderhavige artikel wordt weliswaar gebruikt bij operaties maar kan niet op één lijn worden gesteld met watten, gaas en verband, daar het niet een functie vervult die verband houdt met de behandeling en bescherming van een wond. Het kan dan ook niet worden ingedeeld onder de door belanghebbende primair voorgestane post 3005.

Onder post 9018 van het GDT vallen instrumenten, apparaten en toestellen die in de geneeskunde onder meer worden gebruikt bij het onderzoek en de behandeling van mens of dier. De bij die post bedoelde producten vat de Douanekamer op als goederen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de medische handeling: ze verrichten als het ware die handeling, daartoe bediend door de medische staf, zelf. Alle in de post genoemde goederen hebben een direct instrumentele functie bij een medische ingreep. De onderhavige deken heeft een dergelijk karakter niet. Ook post 9018 is derhalve niet van toepassing.

Het onderhavige product bestaat uit kunststof, verbonden met andere stoffen, en is derhalve een “samengesteld werk” als bedoeld in Algemene regel 2b voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Uit de waarneming van het overgelegde monster komt de Douanekamer tot het oordeel dat het product zijn wezenlijk karakter ontleent aan de kunststof, zodat het met toepassing van Algemene regel 3b moet worden ingedeeld onder post 3926, waarvan onderverdeling 90 99 van toepassing is.

Het beroep van belanghebbende op de sub 2.6. vermelde BTI

- en dus op post 4818 90 10 - verwerpt de Douanekamer. Deze BTI ziet op een ander product met een wezenlijk andere samenstelling waartoe een zekere hoeveelheid papier behoort. Belanghebbende is overigens ook niet de rechthebbende van die BTI.

Het beroep op de hiervoor vermelde teruggaafbeschikking - welke, net zoals bij de casus hiervoor, betrekking had op een ander product, te weten een deken met verwarmingseenheid - faalt evenzeer.

Gelet op het vorenoverwogene heeft de inspecteur het product in de hiervoor genoemde BTI terecht onder post 3926 90 99 van het GDT ingedeeld, zodat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

Douanekamer

Uitspraak

in de zaak nr. 05/18 DK

de dato 4 september 2007

1. De procedure

1.1. Op 4 januari 2005 is bij de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: de Douanekamer) een beroepschrift ingekomen van N te R, namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C te A, belanghebbende.

Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst Douane R, (hierna: de inspecteur) van 3 december 2004, kenmerk …, waarbij het bezwaar van belanghebbende - voorzover hier van belang - tegen de op 23 augustus 2004 ten aanzien van haar genomen beschikking inzake bindende tariefinlichting nr. … werd afgewezen.

1.2. Van belanghebbende is een griffierecht van € 273,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, en een monster van het hierna sub 2.5. omschreven product overgelegd.

1.3. De inspecteur heeft op 3 mei 2007 een nader stuk ingediend. De griffier heeft een afschrift van dit stuk aan belanghebbende gezonden.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer op 15 mei 2007. Daar zijn verschenen N namens belanghebbende en mr. K namens de inspecteur. Partijen hebben ieder een pleitnota voorgelezen en overgelegd aan de Douanekamer. De Douanekamer rekent deze pleitnota’s tot de stukken van het geding.

2. De vaststaande feiten

2.1. Op 26 april 2004 heeft belanghebbende schriftelijk een verzoek ingediend voor verstrekking van een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) voor een product dat in vak 8 van de aanvraag als volgt is omschreven:

“Artikelen om patiënten tijdens een operatie op temperatuur te houden door middel van warme lucht die in de dekens en/of tube geblazen wordt door een warmelucht-generator. Zonder aansluiting op dit apparaat zijn de goederen onbruikbaar.”

In de aanvraag is voor de indeling post 9018 90 85 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) voorgesteld. Bij de aanvraag is onder meer een monster met bijbehorende handleiding van het product met de benaming WarmAir FilteredFlo Upper Body Blanket, artikelnummer 343, overgelegd.

2.2. Op 23 augustus 2004 heeft de inspecteur de litigieuze BTI aan belanghebbende verstrekt met de navolgende omschrijving van het product:

“Een afdeklaken vervaardigd van twee gelaste vellen kunststof bevestigd op een drager van gebonden textielvlies. De vellen kunststof zijn zodanig aan elkaar gelast dat tussen de twee vellen een soort buizenstelsel is ontstaan. Via twee vulopeningen kan warme lucht in het buizenstelsel worden geblazen. De buitenste laag kunststof is voorzien van een zilverkleurige coating. Ter weerszijde van het laken zijn uitsparingen gemaakt, aan de ene zijde voorzien van een strook kunststof en aan de andere zijde van een strook papier die een plakrand voor de strook kunststof beschermt. Het laken wordt gebruikt in ziekenhuizen voor het warmhouden van een patiënt tijdens een operatie of tijdens transport.”

Het goed is in de BTI ingedeeld onder post 3926 90 99 van het GDT.

Ter motivering van de indeling van het goed heeft de inspecteur vermeld:

“Toepassing algemene regel 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 3926, 3926 90 en 3926 90 99.”

2.3. Belanghebbende heeft op 10 september 2004 bezwaar gemaakt tegen de BTI. Op 21 oktober 2004 is belanghebbende gehoord. Van het horen is op 27 oktober 2004 een verslag opgemaakt. Op 3 december 2004 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.

2.4. Het onderhavige goed is een opblaasbare deken, bestaande uit twee vellen kunststoffolie die aan elkaar zijn gelast. Eén vel is voorzien van luchtdoorlatend, gebonden textielvlies, blauw van kleur; het andere vel van een zilverkleurige coating. Tussen de vellen kunststoffolie bevinden zich luchtkanalen. Via twee vulopeningen kan gefilterde warme lucht in de luchtkanalen worden geblazen. De vulopeningen hebben een doorsnee van ongeveer zes centimeter en zijn versterkt met een kartonnen vlak van ongeveer 15 bij 15 centimeter. Op dit kartonnen vlak is een sticker aangebracht van ongeveer 12 bij 18 centimeter. De deken heeft een langwerpige vorm en kan het bovenlichaam en de armen bedekken, waarbij het vel met het textielvlies tegen het lichaam komt. Ongeveer in het midden, aan de buitenste randen, bevinden zich twee inkepingen. Deze zijn qua vorm aangepast aan het bovenlichaam, met name aan de bovenbuik en de kin. De aan de bovenbuik aangepaste inkeping is voorzien van een strook plakband (“affix tape”) van ongeveer drie centimeter breed, waarop aan de plakkant een strook papier is aangebracht van gelijke breedte.

De deken wordt gebruikt in ziekenhuizen voor het warmhouden van een patiënt, bijvoorbeeld tijdens of na een operatie of tijdens transport. De deken wordt in met lucht volgezogen toestand gebruikt en is bestemd voor eenmalig gebruik. Voor de warme luchttoevoer is de deken afhankelijk van een afzonderlijke luchtverwarmingseenheid (“heating unit”). Bij de deken behoort een dun, doorzichtig los vel folie van ongeveer 45 bij 60 centimeter, aan één kant voorzien van een strook plakband van ongeveer 1,5 centimeter breed, waarmee het aan de deken kan worden vastgemaakt, met eveneens aan de plakkant een strook papier van gelijke breedte.

De deken wordt geproduceerd door C Inc. te C, Verenigde Staten van Amerika.

Op de bijbehorende sticker is onder meer de volgende tekst vermeld:

“CE 0344

In Compliance With Medical Device Directive (93/42/EEC)”.

2.5. Tot de stukken van het geding behoort onder meer een door K B.V. aan C Inc. op 3 juni 2003 verleend certificaat met nummer … (“Certificate CE Marking of Conformity Medical Divices”) voor het navolgende product: “Air Hyper/Hypothermia Blankets”.

In dit certificaat is voorzover hier van belang het volgende vermeld:

“K grants the right to use the EC Notified Body Identification Number illustrated below to accompany the CE Marking of Conformity on the products concerned specified in the Certification Notice and meeting the provisions of the EC-Directive which apply to them:

0344

(…)

K hereby declares that the above mentioned manufacturer fulfils the relevant provisions of “Besluit Medische Hulpmiddelen”, the Dutch transposition of the irective 93/42/EEC of 14 june 1993 concerning medical devices, and that for the above mentioned product category as specified in the addendum belonging to this certificate, the Confirmity Assessment Procedure Annex II, for Class II products, is executed by the Manufacturer in accordance with the provisions of the Council Directive 93/42/EEC of 14 june 1993. …”

2.6. Tot de gedingstukken behoort een door de douane te Arnhem op 8 december 1997 aan de fiscale eenheid A B.V. te Amersfoort verstrekte BTI, nummer … . De BTI heeft betrekking op een product omschreven als:

“Wegwerp-thermolakens van papier, met kunststoffolie en deels voorzien van opgedampt aluminium. Deze thermolakens worden gebruikt in ziekenhuizen met het doel patiënten niet af te laten koelen tijdens en na een operatie. Ze zijn bestemd voor eenmalig gebruik. Het thermolaken heeft een opening waarin warme lucht geblazen wordt door een speciaal daarvoor bestemde warm-air machine. Door de opgedampte aluminiumlaag wordt de warme lucht weerkaatst naar de

patiënt. Het product wordt alleen geleverd aan medische instellingen en is niet te verkrijgen in kleinhandelsverpakkingen.”

Het product is ingedeeld in post 4818 90 10 van het GDT.

Ter motivering voor de indeling van het goed heeft de inspecteur vermeld:

“De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de tekst van GN-code 4818, de toelichting op deze GN-code, alsmede de toelichting op GN-code 90 10.”

3. Het geschil

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht een BTI heeft afgegeven met indeling van het onderhavige goed onder post

3926 90 99 van het GDT, welke vraag belanghebbende ontkennend en de inspecteur bevestigend beantwoordt.

Belanghebbende verdedigt de opvatting dat de goederen moeten worden ingedeeld primair onder post 3005 90 99 van het GDT, subsidiair onder post 9018 90 85 en meer subsidiair onder post 4818 90 10.

3.2. Voormelde posten luiden als volgt:

Post 3005 90 99

“3005 Watten, gaas, verband en dergelijke artikelen (bijvoorbeeld zwachtels, pleisters, mosterdpleisters), geïmpregneerd of bedekt met farmaceutische zelfstandigheden of opgemaakt voor de verkoop in het klein voor geneeskundige, chirurgische, tandheelkundige of veeartsenijkundige doeleinden:

(…)

3005 90 - andere:

(…)

- - andere:

- - - van textielstoffen:

(…)

3005 90 99 - - - andere”.

Post 3926 90 99

“3926 Andere artikelen van kunststof en artikelen van andere stoffen bedoeld bij de posten 3901 tot en met 3914:

(...)

3926 90 - andere:

(...)

- - andere:

(…)

- - - andere:

(…)

3926 90 99 - - - - andere”.

Post 4818 90 10

“4818 Papier van de soort gebruikt voor toiletpapier en voor dergelijk papier, cellulosewatten of vliezen van cellulosevezels, van de soort gebruikt voor huishoudelijke of sanitaire doeleinden, op rollen met een breedte van niet meer dan 36 cm of in op maat gesneden bladen; zakdoeken, toiletdoekjes, handdoeken, tafellakens, servetten, luiers, maandverbanden en tampons, beddenlakens en dergelijke artikelen voor toiletgebruik of voor huishoudelijk, hygiënisch of klinisch gebruik, kleding en kledingtoebehoren, van papierstof, van papier, van cellulosewatten of van cellulosevezels:

(…)

4818 90 - andere:

4818 90 10 - - artikelen voor chirurgisch, medisch of hygiënisch

gebruik, niet opgemaakt voor de verkoop in het

klein”.

Post 9018 90 85

“9018 Instrumenten, apparaten en toestellen voor de geneeskunde, voor de chirurgie, voor de tandheelkunde of voor de veeartsenijkunde, daaronder begrepen scintigrafische en andere elektromedische apparaten en toestellen, alsmede apparaten en toestellen voor onderzoek van het gezichtsvermogen:

(…)

9018 90 - andere instrumenten, apparaten en toestellen:

(…)

9018 90 85 - - andere”.

4. Het standpunt van belanghebbende

4.1. Het product dient om patiënten warm te houden tijdens of na een operatie of transport. De warme lucht die wordt ingeblazen is vrij van stof en bacteriën. De luchtverwarmingseenheid is hiervoor uitgerust met een speciale filter. Dit heeft tot doel wondinfecties te voorkomen. Het product draagt ertoe bij dat patiënten sneller herstellen van een operatie. Het medisch belang van het product blijkt onder meer uit de publicatie “Perioperative normothermia to reduce the incidence of surgical-wound infection and shorten hospitalization” van 9 mei 1996, in het blad “The New England Journal of Medicine”, en uit de publicatie “Warming Units, Patient, Forced-Air” van juli 2001, in het blad Healthcare Product Comparison System”. In deze publicaties wordt met geen woord gerept over de noodzaak dat de dekens steriel moeten zijn om operatief gebruikt te kunnen worden.

Het product voldoet bovendien aan de eisen die aan medische hulpmiddelen worden gesteld in het Besluit medische hulpmiddelen van 30 maart 1995, Stb. 243. De medische toepassing van het product rechtvaardigt indeling onder post 3005 van het GDT. Het valt gelijk te stellen met watten, gaas, verband en dergelijke artikelen.

4.2. Voor indeling onder post 3005 kan ook nog steun worden gevonden in het arrest van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982, zaak no. 37/82, jur. 1982, blz. 3481. In dit arrest heeft het Hof voor recht verklaard:

“Afdekdoeken welke bestaan uit vliezen celstof gescheiden door een kunststoffolie, welke niet geïmpregneerd of bedekt zijn met farmaceutische zelfstandigheden, maar stuk voor stuk steriel zijn verpakt in enveloppes, opgemaakt voor de verkoop in het klein voor chirurgische doeleinden en welke slechts eenmaal worden gebruikt bij chirurgische ingrepen voor het afdekken van het lichaam van de patiënt, zodanig dat de plaats van de ingreep wordt vrijgelaten, moeten worden aangemerkt als dergelijke artikelen als watten, gaas of verband, in de zin van post 30.04 van het gemeenschappelijk douanetarief.”

4.3. Op 17 april 2002 heeft S B.V. te Rotterdam bij de douanepost Dordrecht een verzoek om terugbetaling van douanerechten ingediend. Het betrof ook hier een warme luchtdeken met luchtverwarmingseenheid. De belanghebbende had bij de aangifte ten onrechte post 7607 20 10 van het GDT aangegeven, terwijl dit post 9018 90 85 had moeten zijn. De inspecteur is de belanghebbende hierin gevolgd. De redenering van de inspecteur was dat de dekens, gebruikt om onderkoeling tegen te gaan, gezien kunnen worden als een toebehoren voor een apparaat (de luchtverwarmingseenheid) gebruikt in medische kringen. Deze redenering kan ook ten aanzien van het onderhavige product worden toegepast. Delen of toebehoren van de in hoofdstuk 90 bedoelde apparaten worden ingedeeld onder de post waaronder dit apparaat valt.

4.4. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting nog het volgende opgemerkt.

Het getoonde monster kan als representatief worden beschouwd.

Lang niet alle voorwerpen in een ziekenhuis moeten steriel zijn. Dit geldt alleen voor bepaalde instrumenten die direct met de wond in aanraking komen.

Het product voorkomt onder meer doorliggen tijdens een operatie.

Het filter in de luchtverwarmingseenheid is in staat om alle bacteriën en stof uit de ingeblazen lucht te filteren. De luchtverwarmingseenheid is op zich eenvoudig te bedienen, maar heeft een gecompliceerde techniek.

Belanghebbende voert ook de pompen in en verkoopt deze door aan ziekenhuizen en medische instellingen. De pompen zijn vele malen duurder dan de dekens.

De dekens zijn voor eenmalig gebruik en worden los verkocht.

De deken kan zowel worden gebruikt om af te dekken als om op te liggen.

Het product lijkt sterk op het product genoemd in de BTI van 8 december 1997 (zie sub 2.6. hiervoor). Het daar genoemde product is geïmpregneerd met papier. Ook het onderhavige product is geïmpregneerd. Belanghebbende wil een beroep op deze BTI doen.

5. Het standpunt van de inspecteur

5.1. Er is geen sprake van een medisch product als bedoeld in post 3005 van het GDT. Het product bestaat uit twee aan elkaar gelaste vellen van kunststof welke zijn bevestigd op een drager van gebonden textielvlies. Een dergelijk product van kunststof moet worden ingedeeld in hoofdstuk 39.

5.2. De indeling van goederen kan niet worden gebaseerd op het feitelijk gebruik van de goederen. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van de goederen moet in beginsel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de posten van het GDT en in de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken zijn vastgelegd. De objectieve kenmerken en eigenschappen van het product in aanmerking nemende, is post 3926 de meest voor de hand liggende. Aan de andere indelingscriteria, waaronder het gebruik, wordt dan niet meer toegekomen. Om die reden kan ook het arrest van het Hof van Justitie van 6 oktober 1982 (reeds aangehaald sub 4.1.) geen rol spelen in de onderhavige zaak.

5.3. In de aan S B.V. bij beschikking verleende teruggaaf (zie sub 4.3. hiervoor) is een soortgelijk product aangemerkt als toebehoren van een apparaat gebruikt in medische kringen. Onduidelijk is wat belanghebbende met haar verwijzing precies wil. Belanghebbende heeft geen enkel argument aangedragen waarom zij zelf vindt dat indeling onder hoofdstuk 90 zou kunnen plaatsvinden. Belanghebbende kan in elk geval geen beroep doen op een teruggaafbeschikking die aan een andere belastingplichtige is afgegeven. In het douanerecht geldt immers dat elke aangifte op zich zelf staat. Dat geldt tevens voor een naar aanleiding van een aangifte gedaan verzoek om terugbetaling. Post 9018 kan overigens sowieso niet in aanmerking komen omdat de warme deken niet kan worden aangemerkt als instrument, apparaat of toestel als bedoeld in deze post. Bovendien is ervoor gekozen om een BTI aan te vragen voor de losse deken en niet voor het geheel (deken en luchtverwarmingseenheid samen).

5.4. Ter zitting heeft de inspecteur het volgende aan zijn standpunt toegevoegd.

Het in de BTI van 8 december 1997 (zie sub 2.6. hiervoor) genoemde product is van een andere samenstelling. Ook dit product is ingedeeld op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan. De deken in kwestie kan evenwel niet worden ingedeeld in post 4818 omdat de samenstelling daarvan anders is.

De deken zou ook buiten het medische circuit toepassing kunnen vinden, bijvoorbeeld bij sportevenementen. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat dit ook gebeurt.

Het product wordt ook gebruikt in recovery rooms, de ruimte waar patiënten verblijven die uit een narcose ontwaken.

De stelling dat de goederen niet als medische goederen kunnen worden aangemerkt omdat zij niet steriel zijn verpakt wordt teruggenomen.

6. De rechtsoverwegingen

6.1. De zinsnede in de tekst van post 3005 “en dergelijke artikelen” grijpt terug op de woorden “watten, gaas, verband”. Deze artikelen moeten worden gebruikt voor geneeskundige of chirurgische doeleinden. Het onderhavige artikel wordt weliswaar gebruikt bij operaties maar kan niet op één lijn worden gesteld met watten, gaas en verband, daar het niet een functie vervult die verband houdt met de behandeling en bescherming van een wond. Het kan dan ook niet worden ingedeeld onder de door belanghebbende primair voorgestane post 3005.

6.2. Onder post 9018 van het GDT vallen instrumenten, apparaten en toestellen die in de geneeskunde onder meer worden gebruikt bij het onderzoek en de behandeling van mens of dier. De bij die post bedoelde producten vat de Douanekamer op als goederen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de medische handeling: ze verrichten als het ware die handeling, daartoe bediend door de medische staf, zelf. Alle in de post genoemde goederen hebben een direct instrumentele functie bij een medische ingreep. De onderhavige deken heeft een dergelijk karakter niet. Ook post 9018 is derhalve niet van toepassing.

6.3. Het onderhavige product bestaat uit kunststof, verbonden met andere stoffen, en is derhalve een “samengesteld werk” als bedoeld in Algemene regel 2b voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur. Uit de waarneming van het overgelegde monster komt de Douanekamer tot het oordeel dat het product zijn wezenlijk karakter ontleent aan de kunststof, zodat het met toepassing van Algemene regel 3b moet worden ingedeeld onder post 3926, waarvan onderverdeling 90 99 van toepassing is.

6.4. Het beroep van belanghebbende op de sub 2.6. vermelde BTI

- en dus op post 4818 90 10 - verwerpt de Douanekamer. Deze BTI ziet op een ander product met een wezenlijk andere samenstelling waartoe een zekere hoeveelheid papier behoort. Belanghebbende is overigens ook niet de rechthebbende van die BTI.

6.5. Het beroep op de sub 4.3. vermelde teruggaafbeschikking - welke, net zoals bij de casus van 6.4., betrekking had op een ander product, te weten een deken met verwarmingseenheid - faalt evenzeer.

6.6. Gelet op het vorenoverwogene heeft de inspecteur het product in de sub 1.1. genoemde BTI terecht onder post 3926 90 99 van het GDT ingedeeld, zodat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

7. De proceskosten

De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. De beslissing

De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak is vastgesteld op 4 september 2007 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, en mr. J.P.A. Boersma en mr. A. Bijlsma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.K. Grando, griffier.

De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.

De griffier: De voorzitter:

Beroep in cassatie

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het

instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht

van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.