Home

Gerechtshof Amsterdam, 03-02-2009, BH4194, 104.004.415

Gerechtshof Amsterdam, 03-02-2009, BH4194, 104.004.415

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
3 februari 2009
Datum publicatie
10 maart 2009
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BH4194
Zaaknummer
104.004.415

Inhoudsindicatie

Het hof is van oordeel dat [appellant], mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Mikropakket, onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen hebben gehad. [appellant] heeft op de comparitie na antwoord in eerste aanleg zelf (onder meer) verklaard dat hij niet in dienst kon komen bij Mikropakket en dat Mikropakket geen koeriers in dienst heeft. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij in januari 2003 wel aan Mikropakket heeft voorgesteld dat hij rechtstreeks voor haar zou blijven werken, maar kon dit volgens hem niet. “Mikropakket wilde persé geen dienstverband”, aldus [appellant]. [appellant] is vervolgens bij zijn neef in dienst getreden en heeft in het kader van dat dienstverband werkzaamheden verricht voor Mikropakket. De neef van [appellant] stelde een auto ter beschikking aan [appellant] en betaalde ook zijn loon. In september 2003 heeft [appellant], naar zijn zeggen, ontslag genomen bij zijn neef en moest hij zich van Mikropakket inschrijven bij de Kamer van Koophandel of bij iemand anders in dienst gaan, om voor Mikropakket te kunnen blijven werken. Mikropakket heeft ter comparitie na antwoord in eerste aanleg nog aangevoerd dat zij al haar opdrachtnemers een VAR-verklaring laat overleggen, zodat duidelijk is wie de sociale lasten moet inhouden en afdragen. Uit al het voorgaande volgt niet, dan wel onvoldoende, dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen heeft gestaan. Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen een onjuiste weergave betreft van wat [appellant] heeft gezegd. Het hof zal er in het navolgende dan ook van uitgaan dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een overeenkomst van opdracht voor ogen heeft gestaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Nevenzittingsplaats Arnhem

Sector civiel recht

zaaknummer 104.004.415

arrest van de vijfde civiele kamer van 3 februari 2009

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],

appellant,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Mikropakket Logistics B.V.

gevestigd te De Bilt,

geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 8 augustus 2007 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellant (hierna ook te noemen: [appellant]) als eiser en geïntimeerde (hierna ook te noemen: Mikropakket) als gedaagde heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 [appellant] heeft bij exploot van 23 oktober 2007 Mikropakket aangezegd van het vonnis van 8 augustus 2007 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van Mikropakket voor dit hof.

2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, heeft hij bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en heeft hij geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende;

- voor recht zal verklaren dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen;

- Mikropakket zal veroordelen tot betaling van het bruto salaris ad € 3.900,- (inclusief € 1.000,- kilometervergoeding) per maand vanaf 27 maart 2007, vermeerderd met toeslagen, wettelijke emolumenten en eventuele tussentijdse loonsverhogingen, voorts vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag 15 mei 2006 tot de dag der algehele voldoening en met de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7: 625 BW;

- Mikropakket zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.

2.3 Bij memorie van antwoord heeft Mikropakket verweer gevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en heeft zij geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel aan [appellant] diens vorderingen zal ontzeggen, met veroordeling van [appellant] in (bedoeld zal zijn:) de kosten van het hoger beroep.

2.4 Ter zitting van 7 november 2008 hebben partijen de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. D.I.A. Schröder, advocaat te Utrecht, en Mikropakket door mr. L.M. van den Ende, advocaat te Purmerend. Mr. Schröder heeft daarbij een pleitnota in het geding gebracht. [appellant] is verschenen in persoon en namens Mikropakket is verschenen [persoon A], adviseur.

2.5 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3. De vaststaande feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis van 8 augustus 2007 onder 1.1 tot en met 1.6 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.

4. De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1 Het gaat in dit geding – kort gezegd – om het volgende. Mikropakket is een vervoersbedrijf dat zich gespecialiseerd heeft in het vervoer van kleine pakketten. [appellant] heeft vanaf december 2002 tot maart 2007 koerierswerkzaamheden verricht voor Mikropakket. [appellant] heeft zijn werkzaamheden voor Mikropakket aanvankelijk (vanaf januari 2003) uitgeoefend in dienst van het bedrijf van zijn neef [persoon B]. De benodigde auto werd door deze neef ter beschikking gesteld. Op 1 september 2003 heeft [appellant] zich ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met een eenmanszaak genaamd “[B.V. 1]”. [appellant] heeft tevens een eigen bestelauto aangeschaft. [appellant] reed daarmee één route. Vanaf januari 2005 tot mei 2005 en vanaf juli 2006 tot 8 maart 2007 heeft [appellant] een werknemer in dienst gehad, aan wie hij loon betaalde. Ten behoeve van deze werknemer heeft [appellant] een tweede bestelauto aangeschaft. In de periodes waarin [appellant] een werknemer in dienst had werden twee routes gereden. [B.V. 1] zond facturen naar Mikropakket voor de door [appellant] (en zijn werknemer) verrichte werkzaamheden en bracht BTW in rekening. Mikropakket stelde verplicht dat [appellant] en zijn werknemer tijdens het verrichten van de werkzaamheden voor Mikropakket een sticker met de naam van Micropakket op de bestelauto hadden. Ook moesten hij en zijn werknemer Mikropakketkleding dragen. De belastingdienst heeft aan [appellant] een Verklaring arbeidsrelatie voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, alsmede voor de jaren daarna, afgegeven. Naar aanleiding van een incident waarbij [appellant] zich volgens Mikropakket verbaal en fysiek agressief heeft gedragen, heeft Mikropakket [appellant] bij brief van 7 maart 2007 medegedeeld dat zij met onmiddellijke ingang de samenwerking wenst te ontbinden. [appellant] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat tussen partijen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dat deze niet is beëindigd. [appellant] maakt in deze procedure aanspraak op doorbetaling van salaris en stelt zich uitdrukkelijk bereid en beschikbaar voor het verrichten van arbeid bij Mikropakket.

4.2 De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en leggen het geschil tussen partijen in volle omvang aan het hof voor. In de kern komt het geschil neer op de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan wel van een overeenkomst van opdracht. Met grief I handhaaft [appellant] zijn standpunt dat hij bij het sluiten van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen heeft gehad. Met de grieven II en III handhaaft hij zijn standpunt dat ook uit de manier waarop aan de overeenkomst uitvoering werd gegeven, moet worden afgeleid dat sprake was van een arbeidsovereenkomst.

4.3 Het hof stelt (evenals de kantonrechter) voorop dat partijen die een overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze overeenkomst op verschillende wijzen kunnen inrichten, en dat wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeen hun bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven. De verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden, moeten daarbij in hun onderlinge verband worden bezien (HR 14 november 1997, NJ 1998, 149 en 10 december 2004, NJ 2005, 239).

4.4 Volgens [appellant] heeft hij bij het sluiten van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen gehad. Hij heeft, naar zijn zeggen, meerdere malen aan Mikropakket gevraagd om in dienst te mogen treden. Mikropakket heeft dit niet geweigerd, maar heeft het verzoek van [appellant] slechts afgedaan door te zeggen dat er nog een overeenkomst zou worden opgemaakt, aldus [appellant]. Mikropakket heeft het voorgaande betwist. Volgens Mikropakket is [appellant] altijd voorgehouden dat hij niet in dienst kon treden van Mikropakket, maar als hij dat wilde, wel als zelfstandige voor Mikropakket zou kunnen rijden.

4.5 Het hof is van oordeel dat [appellant], mede gelet op de gemotiveerde betwisting door Mikropakket, onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen hebben gehad. [appellant] heeft op de comparitie na antwoord in eerste aanleg zelf (onder meer) verklaard dat hij niet in dienst kon komen bij Mikropakket en dat Mikropakket geen koeriers in dienst heeft. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij in januari 2003 wel aan Mikropakket heeft voorgesteld dat hij rechtstreeks voor haar zou blijven werken, maar kon dit volgens hem niet. “Mikropakket wilde persé geen dienstverband”, aldus [appellant]. [appellant] is vervolgens bij zijn neef in dienst getreden en heeft in het kader van dat dienstverband werkzaamheden verricht voor Mikropakket. De neef van [appellant] stelde een auto ter beschikking aan [appellant] en betaalde ook zijn loon. In september 2003 heeft [appellant], naar zijn zeggen, ontslag genomen bij zijn neef en moest hij zich van Mikropakket inschrijven bij de Kamer van Koophandel of bij iemand anders in dienst gaan, om voor Mikropakket te kunnen blijven werken. Mikropakket heeft ter comparitie na antwoord in eerste aanleg nog aangevoerd dat zij al haar opdrachtnemers een VAR-verklaring laat overleggen, zodat duidelijk is wie de sociale lasten moet inhouden en afdragen. Uit al het voorgaande volgt niet, dan wel onvoldoende, dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst een arbeidsovereenkomst voor ogen heeft gestaan. Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen een onjuiste weergave betreft van wat [appellant] heeft gezegd. Het hof zal er in het navolgende dan ook van uitgaan dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een overeenkomst van opdracht voor ogen heeft gestaan.

4.6 Volgens [appellant] volgt uit de wijze waarop uitvoering werd gegeven aan de overeenkomst, dat sprake was van een gezagsverhouding tussen [appellant] en Mikropakket en daarmee dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. [appellant] beroept zich op de volgende omstandigheden: [appellant] werkte volgens eigen zeggen hele dagen, van dinsdag tot vrijdag, voor Mikropakket, zodat hij geen mogelijkheid had om voor andere bedrijven te werken; de VAR-verklaring moest hij van Mikropakket aanvragen; de werknemer die hij in dienst had, had hij in dienst op verzoek van Mikropakket; iedere ochtend kreeg hij aanwijzingen van de loodsmedewerker met betrekking tot welke route hij moest rijden en welke adressen hij moest aandoen en bepaalde de loodsmedewerker wie welke route reed, zonder dat hij daarbij enige inspraak had; hij moest op het door Mikropakket aangegeven tijdstip ’s ochtends aanwezig zijn; hij moest verplicht bedrijfskleding van Mikropakket dragen en diende zijn auto’s van stickers van Mikropakket te voorzien; op verzoek en op kosten van Mikropakket is een GPS-systeem in zijn auto ingebouwd, zodat Mikropakket kon nagaan waar hij zich bevond en waar hij was geweest en Mikropakket verplichtte hem in beginsel in geval van ziekte zelf voor een vervanger te zorgen, maar in de praktijk zorgde de loodsbaas van Mikropakket voor vervanging. Deze bepaalde ook of een door [appellant] geregelde vervanger wel of niet een bepaalde route mocht rijden.

4.7 Mikropakket heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat het geven van aanwijzingen bij het werk mogelijk is in het kader van een overeenkomst van opdracht. Volgens Mikropakket stond het [appellant] vrij om ook voor andere bedrijven te werken, had [appellant] een vaste route, waarover hij niet iedere ochtend opnieuw moest worden geïnstrueerd, kregen de chauffeurs uitsluitend om het inladen ordelijk te laten verlopen een tijdstip toegewezen waarop zij konden laden, was de bedrijfskleding bedoeld om een door Mikropakket gewenste uitstraling te bewerkstelligen, dienden de stickers op de auto’s om de naamsbekendheid van Mikropakket te vergroten, was het GPS-systeem ingebouwd in verband met veiligheid, regelde Mikropakket alleen zelf de vervanging bij ziekte indien [appellant] dit zelf niet deed en stelde Mikropakket wel bepaalde eisen aan de door de chauffeurs zelf geregelde vervangers (onder meer dat zij hen eerst wilde zien en dat ze goed op de route waren ingereden).

4.8 Naar het oordeel van het hof volgt ook uit de wijze waarop uitvoering werd gegeven aan de overeenkomst onvoldoende dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. De manier van werken bevestigt veeleer dat sprake was van een overeenkomst van opdracht. [appellant] reed zijn ritten voor Mikropakket eerst in dienst van zijn neef en daarna als zelfstandige. Hij stond met een eigen bedrijf ingeschreven in het handelsregister. Dit bedrijf beschikte over twee bedrijfsauto’s waarmee de pakketten werden bezorgd. Het bedrijf stuurde facturen met BTW naar Mikropakket voor de gereden ritten. Voorts heeft [appellant] sinds 2005 steeds een VAR-verklaring overgelegd aan Mikropakket. [appellant] had bovendien van januari 2005 tot mei 2005 en van juni 2006 tot maart 2007 een werknemer in dienst aan wie hij een bedrijfsauto ter beschikking stelde en aan wie hij loon betaalde. Ziekte en vakantie kwamen financieel voor risico van [appellant]. Bij ziekte diende [appellant] in principe zelf een vervanger te regelen. Dat bij ziekte de loodsbaas vaak voor vervanging zorgde, maakt dit niet anders, omdat Mikropakket er belang bij had dat bij ziekte de route toch werd gereden.

4.9 Het feit dat Mikropakket aanwijzingen gaf met betrekking tot het rijden van de route, het begintijdstip, de te dragen kleding en stickers op de auto’s, past in beginsel ook bij een overeenkomst van opdracht, nu de opdrachtnemer ook bij een overeenkomst van opdracht gehouden is om aanwijzingen op te volgen van de opdrachtgever bij de uitvoering van de opdracht. Zeker indien de aanwijzingen van Mikropakket worden bezien in het licht van de onder 4.8 vermelde omstandigheden, die duidelijk wijzen op het bestaan van een overeenkomst van opdracht, is het hof van oordeel dat alle omstandigheden tezamen wijzen in de richting van een overeenkomst van opdracht.

4.10 Door [appellant] is voorts niet, dan wel onvoldoende gesteld dat hij op grond van zijn maatschappelijke of sociaal-economische positie gedwongen was in te stemmen met een contractskeuze die voor hem nadelig was.

4.11 Alle feiten en omstandigheden in onderling verband bezien, komt het hof tot het oordeel dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld om tot de conclusie te komen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan. Het hof komt dan ook niet toe aan een bewijsopdracht.

4.12 De slotsom is dat alle grieven falen en dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

5. De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 8 augustus 2007;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Mikropakket begroot op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 254,- voor griffierecht;

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, H.C. Frankena en A.M. Kat en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2009.