Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2011, BX6301, 23-004064-08

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2011, BX6301, 23-004064-08

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 april 2011
Datum publicatie
3 september 2012
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2011:BX6301
Zaaknummer
23-004064-08

Inhoudsindicatie

Poging tot doodslag (de keel dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden). Beroep op noodweer gehonoreerd. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt niet af te leiden of het de verdachte of het slachtoffer is geweest die is begonnen met de vechtpartij. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat het slachtoffer – ook naar eigen zeggen – van het balkon is afgesprongen en op de verdachte is afgestapt, kan naar het oordeel van het hof niet worden uitgesloten dat de verdachte genoodzaakt was zich tegen diens wederrechtelijke aanranding te verdedigen. Nu onvoldoende gegevens voorhanden zijn om vast te stellen dat aan de subsidiariteits- en proportionaliteitseis niet is voldaan, zal het beroep op noodweer worden gehonoreerd. Het bewezen verklaarde levert dus geen strafbaar feit op en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

parketnummer: 23-004064-08

datum uitspraak: 19 april 2011

TEGENSPRAAK

VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 28 juli 2008 in de strafzaak onder parketnummer 14-810411-07 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

adres: [woonadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 18 maart 2008, 19 mei 2008 en 14 juli 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van

4 februari 2010, 12 augustus 2010, 28 oktober 2010 en 5 april 2011.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

feit 1 primair:

hij op of omstreeks 29 juni 2007 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd tegen een muur en/of vervolgens die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen aan/bij de keel en/of de keel van die [slachtoffer 1], met kracht, heeft dichtgeknepen en/of (enige tijd) dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 1 subsidiair:

hij op of omstreeks 29 juni 2007 in de gemeente Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), die [slachtoffer 1], met kracht, heeft geduwd tegen een muur en/of vervolgens die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen aan/bij de keel en/of de keel van die [slachtoffer 1], met kracht, heeft dichtgeknepen en/of (enige tijd) dichtgeknepen heeft gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

feit 2:

hij op of omstreeks 14 april 2007 in de gemeente Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), één- of meerma(a)l(en) (met kracht) in/op/tegen de buik en/of borst(-kast), althans het lichaam, heeft geschopt/getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

feit 3:

hij op of omstreeks 14 april 2007 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een (mobiele) telefoon (van het merk Nokia), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door die telefoon op/tegen het wegdek te gooien.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezen verklaarde

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

feit 1 primair:

hij op 29 juni 2007 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met kracht heeft geduwd tegen een muur en vervolgens die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen bij de keel en de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

feit 2:

hij op 14 april 2007 in de gemeente Alkmaar opzettelijk mishandelend een persoon, te weten

[slachtoffer 2], tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.

feit 3:

hij op 14 april 2007 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon van het merk Nokia, toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield door die telefoon op het wegdek te gooien.

Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde

poging tot doodslag.

ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde

De verdachte wordt onder 2 verweten – kort gezegd – dat hij op 14 april 2007 [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2011 gesteld dat hij zich slechts heeft verdedigd en dat hij zelf letsel, met name een scheve neus, heeft opgelopen.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat sprake is geweest van een noodweersituatie, omdat [slachtoffer 2] van het balkon is afgesprongen en op de verdachte is afgestapt, waarna de vechtpartij tussen hen beiden een aanvang nam. Mede in aanmerking genomen dat [slachtoffer 2] onder invloed van alcohol verkeerde en niet blijkt of de verdachte of [slachtoffer 2] de eerste klap heeft uitgedeeld, moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.

Het hof overweegt en beslist als volgt.

Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting valt niet af te leiden of het de verdachte of [slachtoffer 2] is geweest die is begonnen met de vechtpartij. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat [slachtoffer 2] – ook naar eigen zeggen – van het balkon is afgesprongen en op de verdachte is afgestapt, kan naar het oordeel van het hof niet worden uitgesloten dat de verdachte genoodzaakt was zich tegen diens wederrechtelijke aanranding te verdedigen. Nu onvoldoende gegevens voorhanden zijn om vast te stellen dat aan de subsidiariteits- en proportionaliteitseis niet is voldaan, zal het beroep op noodweer worden gehonoreerd. Het bewezen verklaarde levert dus geen strafbaar feit op en de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde

Omtrent de verdachte is op 9 december 2009 door psychiater I. Matthaei een deskundigenrapport uitgebracht dat – zakelijk weergegeven – onder meer inhoudt:

Onderzochte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die omschreven kunnen worden als een stoornis in de impulsregulatie n.a.o. en alcoholafhankelijkheid die in detentie onder toezicht in volledige en langdurige remissie is gegaan, respectievelijk lichte zwakzinnigheid. De genoemde stoornissen zijn sinds vele jaren aanwezig en blijken zeer therapieresistent te zijn, zodat gesteld kan worden dat zij ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig zijn geweest.

De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en ziekelijke stoornis beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van de ten laste gelegde feiten zodanig dat die mede daaruit verklaard kunnen worden.

Onderzochte kan niet de gevolgen van zijn – agressieve – gedrag overzien en agressieve impulsdoorbraken treden met enige regelmaat op. Het aan de ten laste gelegde feiten voorafgaande gebruik van alcohol heeft daarbij een ontremmend effect op zijn impulsieve, agressieve gedrag gehad. De genoemde stoornissen hebben in samenhang met elkaar de gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde in zeer sterke mate bepaald.

Hij kan sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.

Het omtrent de verdachte op 18 december 2009 door psycholoog B. van Giessen uitgebrachte deskundigenverslag houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in:

Bij onderzochte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van lichte zwakzinnigheid en van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van alcoholmisbruik dan wel alcoholafhankelijkheid. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, indien bewezen. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden.

Onderzochte is door zijn beperkte intellectuele vermogens niet goed in staat zijn leven vorm, inhoud en structuur te geven. Hij is beïnvloedbaar, achterdochtig en heeft een laag zelfgevoel. In de communicatie met anderen kunnen gemakkelijk misverstanden en onbegrip ontstaan, waarbij hij de grenzen van het contact niet goed kan bewaken. Onderzochte kan de intenties van anderen niet goed beoordelen en zal zich al snel tekort gedaan en gekrenkt voelen. Zijn inlevingsvermogen is zeer beperkt: hij is geneigd zeer primair te reageren, waarbij zijn impulscontrole matig is. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was onderzochte voorts onder invloed van alcohol, ondanks het gebruik van medicatie (Antabus en Refusal) die het alcoholgebruik beoogt af te remmen of te voorkomen. Hierdoor is zijn impulscontrole verder afgenomen. Gesteld kan worden dat onderzochte zeer beperkt was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten zijn wil in vrijheid te bepalen. Uw college wordt dan ook in overweging gegeven onderzochte te beschouwen als zijnde sterk verminderd toerekeningsvatbaar.

Overeenkomstig deze adviezen, die gelijk zijn aan de adviezen in de rapporten van psychiater W.M.J. Hassing van 5 maart 2008 en psycholoog R.S. Turk van 10 maart 2008, is het hof van oordeel dat de feiten 1 en 3 de verdachte slechts in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte ter beschikking gesteld met bevel tot dwangverpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij tot

€ 300,00 toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en dat de verdachte onder voorwaarden ter beschikking zal worden gesteld. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot € 300,- zal worden toegewezen, met vermeerdering van de vordering met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De raadsman heeft voor terbeschikkingstelling met voorwaarden –in plaats van met verpleging van overheidswege– gepleit. Ten aanzien van de duur van de klinische behandeling die de verdachte zou moeten ondergaan, heeft de raadsman zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag door het slachtoffer, [slachtoffer 1], tegen een muur te duwen en zijn keel dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden. Hierdoor heeft de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] gemaakt. Daarnaast heeft de verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] vernield door deze met kracht op het wegdek te gooien. Hierdoor heeft de verdachte schade aan [slachtoffer 2] berokkend.

Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 24 maart 2011 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten en vernieling, veroordeeld.

Het hof heeft kennis genomen van de volgende de verdachte betreffende rapportages, brieven en adviezen:

- een brief van [-] aan de reclassering van 28 februari 2008 betreffende het verblijf van de verdachte in [-];

- het eerdergenoemde Pro Justitia rapport van 5 maart 2008, opgemaakt door W.M.J. Hassing, psychiater;

- het eerdergenoemde Pro Justitia rapport van 10 maart 2008, opgemaakt door R.S. Turk, psycholoog;

- een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland van 6 maart 2008, opgemaakt door [naam];

- een maatregelrapport van Brijder verslavingszorg van 24 juni 2008, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker;

- het eerdergenoemde Pro Justitia rapport van 9 december 2009, opgemaakt door I. Matthaei, psychiater;

- het eerdergenoemde Pro Justitia rapport van 18 december 2009, opgemaakt door B. van Giessen; psycholoog;

- een brief van 20 januari 2010 van R.S. Turk, psycholoog;

- een brief van 21 januari 2010 van W.M.J. Hassing, psychiater;

- het indicatieadvies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie van 16 juli 2010;

- een brief van 20 oktober 2010 van F. Jonker, GZ-psycholoog van Altrecht Aventurijn, [-];

- een reclasseringsadvies van Palier Forensische & Intensieve Zorg van 9 augustus 2010 opgemaakt door [naam], reclasseringswerker;

- een reclasseringsadvies van Palier Forensische & Intensieve Zorg van 25 maart 2011, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker.

Het rapport van psychiater I. Matthaei houdt ten aanzien van de benodigde behandeling van de verdachte het volgende in:

Onderzochte is slecht leerbaar gebleken, wat mogelijk mede het gevolg is van de

geconstateerde lichte zwakzinnigheid. Tevens is met enige regelmaat sprake van onvermogen – agressieve – impulsen te beheersen. Dit onvermogen neemt toe in voor onderzochte stressvolle omstandigheden, al dan niet in combinatie met gebruik van alcohol. Ondanks waarschuwingen van zijn begeleiders en verboden van de reclasseringsmedewerker maar ook door tekortschietende externe structuur is onderzochte niet in staat gebleken stressvolle situaties te vermijden en het gebruik van alcohol na te laten. De bovengenoemde factoren, die ondanks intensieve begeleiding aanwezig zijn gebleven, maken dat een stringente, externe structuur geboden blijft. Het ontbreken van voldoende strenge structuur heeft, zoals is gebleken, een toename van drankgebruik en mede daardoor het ontstaan van agressieve impulsdoorbraken tot gevolg.

Omdat onderzochte nauwelijks leerbaar is, zal een sterk gestructureerde omgeving blijvend noodzakelijk zijn. Een groot deel van het zorgcircuit voor verstandelijk gehandicapten heeft zich in de afgelopen jaren echter vooral gericht op het ontwikkelen van mogelijkheden van mensen met een verstandelijke handicap. Het gevolg is dat de meeste instellingen voor – licht – zwakzinnigen niet meer de structuur bieden die voor onderzochte noodzakelijk is. De afdeling [-], waar verstandelijk gehandicapten binnen strafrechtelijk kader kunnen worden opgenomen, vormt hier een uitzondering op. Deze afdeling heeft niet alleen de expertise onderzochte tijdens zijn opname daar te begeleiden en zo mogelijk te behandelen maar er bestaat daar ook zeer veel kennis over het niveau van zorg en structuur in de instellingen voor verstandelijk gehandicapten in Nederland.

De opname van onderzochte in [-] zal dan als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden dienen plaats te vinden. De periode waarin betrokkene zich aan de voorwaarden dient te houden, moet van voldoende lange duur zijn.

Het rapport van B. van Giessen houdt omtrent de benodigde behandeling van de verdachte in:

Er is sprake van een verhoogde kans op recidive van (soortgelijke) feiten als thans ten laste gelegd, indien onderzochte het alcoholgebruik niet beter kan controleren en zich beperkt tot een minimale hoeveelheid alcohol. Hierbij dient in aanmerking genomen te worden dat onderzochte door zijn verstandelijke beperkingen een verminderd vermogen heeft zijn gedragingen te controleren, dus dat het voor hem nu eenmaal moeilijk is om het drankgebruik zelfstandig te beperken (of helemaal geen alcohol te gebruiken). Ook moet in aanmerking genomen worden dat de sociale contacten van onderzochte zich vanaf 2001 hebben afgespeeld in een voor hem ongunstig milieu, waarin het gebruik van alcohol en andere verslavende middelen een gewoonte was. Dit heeft hem ongetwijfeld gestimuleerd in zijn alcoholgebruik.

Ondergetekende heeft naar aanleiding van de opdracht van het gerechtshof te Amsterdam onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hiertoe heb ik verschillende behandelinstellingen benaderd en heeft [-], een instelling voor Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk Gehandicapten (SGLVG), aangegeven dat de problematiek van onderzochte binnen hun instelling behandeld zou kunnen worden.

Volgens de coördinator bij [-] kan onderzochte aansluitend op de klinische opname bij [-] worden geplaatst.

Naast de rapportages heeft het hof kennis genomen van de ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2010 afgelegde verklaringen van:

- B. van Giessen, psycholoog;

- I. Matthaei, psychiater;

- [naam} , maatschappelijk werker bij [-];

, [naam ]manager bij [-];

- [naam], werkondersteunend begeleider bij de Reclassering Nederland.

Daarnaast heeft het hof kennis genomen van de ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2011 afgelegde verklaringen van:

- [naam], maatschappelijk werker bij [-];

- [naam], psycholoog bij [-];

- [naam], reclasseringswerker.

[naam maatschappelijk werker] heeft ter terechtzitting van 5 april 2011 onder meer verklaard – zakelijk

weergegeven – :

[-] behandelt vaker cliënten met een problematiek vergelijkbaar aan die van de verdachte. Voor dergelijke mensen bestaan kansen en mogelijkheden om na afloop van een klinische de behandeling in een minder beveiligde setting geplaatst te worden.

F.J.M. Jonker, psycholoog, heeft ter terechtzitting van 5 april 2011 onder meer verklaard

– zakelijk weergegeven – :

Ik ben de coördinator van de behandeling van de verdachte bij [-]. De verdachte verblijft sinds november 2010 in onze instelling. Met de verdachte gaat het goed. Hij gebruikt geen alcohol en heeft daar ook geen behoefte aan. Hij heeft zich bereid verklaard eventueel alcoholremmende medicijnen te gebruiken, maar dat is niet nodig gebleken. De agressieregulatie loopt redelijk. De verdachte gaat confrontaties niet aan, trekt zich in zijn kamer terug wanneer hij boos wordt en schakelt het personeel in indien problemen met andere cliënten ontstaan. Hij werkt mee aan alle therapieën, houdt zich goed aan de gemaakte afspraken en laat zich sturen. Ook indien hij een beperkte vrijheid op het terrein krijgt, komt hij op tijd terug. De verdachte heeft voorts het contact met zijn nicht verbroken. Het hoort bij zwakbegaafdheid dat hij de bedoeling van mensen niet goed kan inschatten, maar wanneer wordt aangegeven dat hij met sommige mensen beter niet kan omgaan, houdt de verdachte zich daar aan.

Het behandelaanbod in een tbs-kliniek sluit bij zwakbegaafden niet goed aan. Bij [-] is zwakbegaafdheid geen beletsel voor een adequate behandeling. Het is mogelijk de verdachte te behandelen in [-] als hij onder voorwaarden ter beschikking wordt gesteld. Terbeschikkingstelling met voorwaarden laat onverlet dat, indien het na afloop van de klinische behandeling en plaatsing in een woonvoorziening met de verdachte mis zou gaan, hij op grond van een BOPZ-machtiging weer opgenomen kan worden in [-]. Mede gelet op de lange wachttijden voor woonvoorzieningen geef ik uw hof in overweging de duur van de klinische opname op 3 jaren te bepalen.

Ik ben het eens met de door de reclassering op verzoek van uw hof geformuleerde voorwaarden, maar ik ben het niet eens met conclusie van de reclassering dat de verdachte onbehandelbaar is. In het verleden is een verkeerde inschatting gemaakt van de mate van vrijheid en zelfstandigheid die de verdachte kon hanteren. Iemand met een IQ van minder dan 65 zou je in principe nooit zelfstandig kunnen laten wonen. Bij [-] maken we een plan waardoor bij de eerste signalen dat het misgaat, ingegrepen kan worden. Voorts heeft [-] verschillende afdelingen en kan gefaseerd gekeken worden hoeveel toezicht nodig is.

Al het voorgaande in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestonden, ter beschikking dient te worden gesteld, hetgeen mogelijk is nu het onder 1 primair bewezen verklaarde een misdrijf is, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.

In de aangehaalde rapporten en hetgeen het hof verder aan informatie is verschaft na de berechting in eerste aanleg, ziet het hof aanleiding af te zien van een bevel tot dwangverpleging en in plaats daarvan tbs met voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zich bereid verklaard de na te noemen voorwaarden na te leven.

Gelet op de aard en ingrijpendheid van de voor feit 1 primair op te leggen maatregel, ziet het hof geen aanleiding tot het daarnaast opleggen van een straf, mede voor het onder feit 3 bewezen verklaarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a (oud) van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b (oud) van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde.

Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.

De raadsman van de verdachte heeft deze vordering betwist, door te stellen dat de verdachte zich niet schuldig acht aan het hem onder 3 ten laste gelegde feit en overigens ook niet vast staat dat de telefoon van [slachtoffer 2] door toedoen van de verdachte stuk is gegaan. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat vanwege de eigen schuld van [slachtoffer 2] de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden.

Het hof zal de vordering, voor zover betrekking hebbend op feit 2, niet-ontvankelijk verklaren, nu deze, gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van de strafbaarheid, niet het gevolg is van een strafbaar feit.

Het hof is voorts van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. Het hof schat de door de benadeelde partij geleden schade op een bedrag van € 280,00. Gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij in het feitencomplex zal het hof het toe te wijzen bedrag met € 140,00 verminderen. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot een bedrag van € 140,00 worden toegewezen.

Het hof acht geen termen aanwezig voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van feit 3 moet worden afgewezen.

Beslissing

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.

Verklaart dat het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.

Stelt daarbij de voorwaarden dat de verdachte:

- een klinische behandeling in [-] ondergaat voor de duur van maximaal drie jaar;

- zich onthoudt van het gebruik van alcohol en verdovende middelen en medewerkt aan controles op de naleving daarvan;

- zich houdt aan de aanwijzingen die hem door medewerkers van [-] worden gegeven en gemaakte afspraken nakomt;

- zich houdt aan de aanwijzingen die hem door medewerkers van een vervolg-instelling worden gegeven en gemaakte afspraken nakomt;

- zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens de Reclassering / GGZ Palier worden gegeven, gemaakte afspraken nakomt en zich meldt bij de Reclassering / GGZ Palier zo frequent als dat nodig wordt geacht;

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.

Geeft [-] en genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:

Verklaart de benadeelde partij ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], wonende te Alkmaar, een bedrag van EUR 140,00 (honderdveertig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Wijst af het door de benadeelde partij ten aanzien van feit 3 meer of anders gevorderde.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. N.A. Schimmel en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2011.