Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:802, 200.128.141-01

Gerechtshof Amsterdam, 11-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:802, 200.128.141-01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 maart 2014
Datum publicatie
2 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:802
Zaaknummer
200.128.141-01

Inhoudsindicatie

Vervolg op HR 16-12-2011 (LJN BT6685, NJ 2012/406). Kosten verplaatsing van kabels. Artikel 5.8, lid 1, Telecommunicatiewet.

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1

zaaknummer : 200.128.141/01

zaaknummer Rechtbank Den Haag : 268285 / HA ZA 06-2164

zaaknummer Hof Den Haag : 200.011.076/01

zaaknummer Hoge Raad : 10/01946

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 maart 2014

inzake

1 KPN B.V., voorheen KPN Telecom B.V.,

gevestigd te Den Haag,

2. TELE2 NEDERLAND B.V.voorheen Versatel Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

3. VIATEL GLOBAL COMMUNICATIONS B.V.,,

gevestigd te Hoofddorp,

4. UPC NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

5. EUROFIBER NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellanten in het principaal appel,

tevens geïntimeerden in het voorwaardelijk incidenteel appel,

advocaat: mr. J.R. van Angeren te Amsterdam,

tegen

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

zetelende te Den Haag,

geïntimeerde in het principaal appel,

tevens appellant in het voorwaardelijk incidenteel appel,

advocaat: mr. S. van Heukelom-Verhage te Den Haag.

Partijen worden hierna KPN c.s. en de Staat genoemd.

1 Het geding na verwijzing door de Hoge Raad

Op de rolzitting van dit hof van 11 juni 2013 is de procedure tussen partijen voortgezet in de stand waarin het geding zich bevond ten tijde van de verwijzing door de Hoge Raad naar dit hof, bij arrest van 16 december 2011 met bovenvermeld rolnummer. Voor het eerdere verloop van de procedure verwijst het hof naar de weergave daarvan in het arrest van de Hoge Raad.

De Staat heeft een memorie na verwijzing genomen en geconcludeerd zoals in het slot van de memorie is vermeld.

KPN c.s. hebben een memorie van antwoord na verwijzing genomen en geconcludeerd zoals in het slot van die memorie is weergegeven.

Ter zitting van het hof van 22 november 2013 hebben partijen hun zaak door hun advocaat - beiden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen - mondeling doen bepleiten. Bij die gelegenheid heeft de Staat zijn vordering beperkt tot de na 2 november 2005 gemaakte verplaatsingskosten.

Ten slotte hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen.

2 Feiten

Geen geschil bestaat omtrent de feiten zoals opgesomd in het in deze zaak door het Hof Den Haag op 19 januari 2010 uitgesproken arrest onder 1.2 tot en met 1.11 en het door de Hoge Raad op 16 december 2011 uitgesproken arrest (LJN BT6685, NJ 2012/406) onder 3.1. Ook dit hof zal deze feiten als vaststaand aannemen.

3 Beoordeling

4 Beslissing