Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1376, 23-003579-17
Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1376, 23-003579-17
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 april 2018
- Datum publicatie
- 25 april 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1376
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1732
- Zaaknummer
- 23-003579-17
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich als 16-jarige schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, bestaande uit het seksueel binnendringen bij het toen 13-jarige slachtoffer.
Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003579-17
datum uitspraak: 19 april 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-684280-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1999,
adres: [adres 1].
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd. De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vervolgens vrijgesproken van hetgeen aan hem is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 1. Blijkens de inhoud van de appelschriftuur van de officier van justitie en de daarop aansluitende mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is niet beoogd op te komen tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn hoger beroep ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Hierop gelet zal het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
2:hij op of omstreeks 5 juni 2016, althans in of omstreeks de periode van 4 juni 2016 tot en met 5 juni 2016, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met [slachtoffer], geboren op 14 januari 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft/hebben gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) zijn, verdachte's en/of zijn medeverdachte's penis in de vagina en/of mond van voornoemde [slachtoffer] gestopt en/of gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of zijn verdachte's en/of zijn mededader(s) vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer] gebracht en/of gestopt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.