Gerechtshof Amsterdam, 06-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4081, 18/00015
Gerechtshof Amsterdam, 06-11-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4081, 18/00015
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 november 2018
- Datum publicatie
- 7 november 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:4081
- Zaaknummer
- 18/00015
Inhoudsindicatie
Het Hof is van oordeel dat aan eventuele gebreken in het Aanwijzingsbesluit van de heffingsambtenaar met toepassing van art. 6:22 Awb voorbij wordt gegaan, nu aannemelijk is dat belanghebbende daardoor niet is benadeeld.
Uitspraak
Kenmerk 18 /00015
6 november 2018
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , te [plaats] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. C. Jankie
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 16/2340 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 22 januari 2016 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2016 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij de uitspraak van 30 november 2017 het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 januari 2018. De gronden van het hoger beroep zijn door belanghebbende aangevuld bij brief van 2 februari 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2018. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde voornoemd. Namens de gemeente is verschenen mr. B. Brekveld . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Op 19 januari 2016 om 22:53 uur heeft een parkeercontroleur van verweerder geconstateerd dat de auto van eiseres met kenteken [kenteken] op de locatie [locatie] te [plaats] ter hoogte van huisnummer [huisnummer] (de locatie) geparkeerd stond en dat bij controle was gebleken dat geen geldig parkeerrecht voor de auto stond geregistreerd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder op 22 januari 2016 een naheffingsaanslag opgelegd.”
Het Hof gaat van dezelfde feiten uit.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd, zoals belanghebbende stelt doch de heffingsambtenaar bestrijdt.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.