Gerechtshof Amsterdam, 18-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1510, 200.274.771/01
Gerechtshof Amsterdam, 18-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1510, 200.274.771/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 18 mei 2021
- Datum publicatie
- 7 juni 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2021:1510
- Zaaknummer
- 200.274.771/01
Inhoudsindicatie
Gezag (artikel 1:253c lid 2 BW), zorgregeling, kinderalimentatie, verdiencapaciteit.
Uitspraak
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.274.771/01
zaaknummer rechtbank: C/13/668506 / FA RK 19-3894 (BV/MH)
beschikking van de meervoudige kamer van 18 mei 2021 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.M. Haring te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H.C.M.J. Karskens te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn voorts aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.
1 Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 27 november 2019, hersteld bij beschikking van 26 februari 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2 Het geding in hoger beroep
De vrouw is op 27 februari 2020 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de hiervoor onder 1 genoemde beschikking.
De man heeft op 4 mei 2020 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De vrouw heeft op 16 juni 2020 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man van 29 juni 2020, ingekomen per fax op dezelfde dag;
- een brief van de zijde van de vrouw van 23 oktober 2020 met bijlagen, ingekomen op dezelfde dag;
- een brief van de zijde van de man van 25 oktober 2020 met bijlagen, ingekomen op 26 oktober 2020;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 26 oktober 2020 met bijlagen, ingekomen op dezelfde dag.
De minderjarigen [kind 1] en [kind 2] hebben ieder bij brief, beide ingekomen bij het hof op 2 september 2020, hun mening kenbaar gemaakt.
De mondelinge behandeling heeft op 5 november 2020 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw I. Stuifbergen.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
3 De feiten
Uit de - inmiddels verbroken - relatie tussen de vrouw en de man (hierna gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [in] 2008 [kind 1] en [kind 2] geboren (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen). De man heeft de kinderen erkend. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
De man heeft met zijn huidige partner, [Y] , een dochter, [de minderjarige] , geboren [in] 2019 (hierna te noemen: [de minderjarige] ).