Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:407 BZ1110, 200.113.192
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:407 BZ1110, 200.113.192
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 januari 2013
- Datum publicatie
- 8 februari 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1110
- Zaaknummer
- 200.113.192
Inhoudsindicatie
Verzending van zekerheidsbrieven door de CVOM aannemelijk geacht op basis van de door de CVOM gehanteerde vaste werkwijze. De betrokkene is er niet in geslaagd om de ontvangst van de zekerheidsbrieven op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat geen zekerheid is gesteld.
Uitspraak
WAHV 200.113.192
28 januari 2013
CJIB 152393796
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Alkmaar
van 3 augustus 2012
betreffende
R. Everts (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Alkmaar genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld.
2. De betrokkene voert in hoger beroep aan dat hij nooit is gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. Hij stelt daar nooit een schrijven over te hebben ontvangen.
3. Volgens vaste administratiefrechtelijke jurisprudentie dient het bestuursorgaan, in geval van verzending van besluiten of rechtens van belang zijnde documenten, aannemelijk te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Indien het bestuursorgaan de verzending van het desbetreffende stuk aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde om de ontvangst ervan op een niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Eerst dan is het aan het bestuursorgaan dat het stuk heeft verzonden om de ontvangst daarvan aannemelijk te maken.
4. Bij de stukken van het geding bevinden zich afschriften van twee brieven van de officier van justitie van 16 februari 2012 en 4 maart 2012, waarin aan de betrokkene mededeling is gedaan van de verplichting tot het stellen van zekerheid. Op de brieven is als adres van de betrokkene genoemd het door de betrokkene in zijn beroepschrift bij de kantonrechter opgegeven adres, te weten [adres], [woonplaats]. Dit adres stemt overeen met het door de betrokkene nadien in alle correspondentie gebezigde adres.
5. Brieven als deze worden, namens de officier van justitie, verzonden door de CVOM. Met betrekking tot de wijze waarop die verzending door de CVOM plaatsvindt, is het hof ambtshalve het volgende bekend. De brieven worden door het computersysteem van de CVOM automatisch gegenereerd en digitaal opgeslagen. Verschillende kenmerken van het document worden daarbij in een overzichtslijst geregistreerd: het kenmerk van het beroep en het documentnummer.
Het printen van de documenten geschiedt centraal, in de postkamer. Aan de hand van de overzichtslijst wordt gecontroleerd of de eerste en laatste van de in die lijst vermelde bestanden zijn geprint. Er wordt tevens geregistreerd hoeveel bestanden zijn geprint. Op de postkamer wordt het aantal niet volledig geprinte brieven geteld en, met beroep- en documentnummer, vermeld op de overzichtslijsten. Deze brieven worden vervolgens door de administratie gecorrigeerd, opnieuw gegenereerd en afgevinkt op de overzichtslijsten.
De (volledig) geprinte brieven worden handmatig ingevoerd in een vouwmachine, die ze vouwt en in een envelop voegt. De poststukken worden vervolgens gesorteerd. Vervolgens worden de poststukken volgens een vaste werkwijze in postzakken gedaan. Volle postzakken worden in een container geplaatst, die aan het einde van de werkdag op of rond een vast tijdstip wordt opgehaald door de postbode.
Bij constatering van een onjuiste of onvolledige adressering wordt dat poststuk, met aantekening daarvan in de overzichtslijst, retour gezonden naar de betreffende afdeling teneinde gecorrigeerd en opnieuw gegenereerd te worden. Ingeval een brief opnieuw aangemaakt en verzonden is, wordt dat eveneens aangetekend in de overzichtslijst.
6. Op grond van de hiervoor beschreven vaste werkwijze van de CVOM is het hof van oordeel dat, gelet op de inrichting van het aanmaak- en verzendproces, de kans op fouten nagenoeg is uitgesloten. Bij deze stand van zaken mag worden aangenomen dat de onder 4. genoemde brieven van de officier van justitie daadwerkelijk zijn verzonden.
7. Het ligt - gegeven het onder 3. genoemde uitgangspunt - vervolgens op de weg van de betrokkene om de ontvangst van de zekerheidsbrieven op niet ongeloofwaardige wijze te ontkennen. Daar is de betrokkene niet in geslaagd; de enkele ontkenning de brieven te hebben ontvangen is daartoe onvoldoende. Geen van beide brieven is als onbestelbaar retour gekomen. De stukken behelzen ook overigens niets waaruit kan blijken dat deze brieven de betrokkene niet hebben bereikt. Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat de betrokkene de zekerheidsbrieven heeft ontvangen.
8. Het voorgaande brengt mee dat hetgeen de betrokkene aanvoert, het hof niet tot de conclusie leidt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de betrokkene in verzuim is geweest. De kantonrechter heeft het beroep dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de bestreden beslissing daarom bevestigen en kan dus, net als de kantonrechter, niet toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de opgelegde sanctie.
9. Het hof stelt nog vast dat ten onrechte op 22 oktober 2012 de eerste verhoging en op 10 december 2012 de tweede verhoging is toegepast. De betrokkene heeft immers reeds bij brief van 9 september 2012, ontvangen op 12 september 2012, hoger beroep ingesteld. De beide verhogingen dienen dan ook ongedaan te worden gemaakt.
Beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
bepaalt dat de aan de betrokkene opgelegde eerste en tweede verhoging van de sanctie (ad € 45,- respectievelijk € 112,50) door de advocaat-generaal ongedaan worden gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.