Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-03-2013, BZ5615, 200.102.969/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-03-2013, BZ5615, 200.102.969/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 maart 2013
- Datum publicatie
- 26 maart 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5615
- Zaaknummer
- 200.102.969/01
Inhoudsindicatie
Hennepteelt. Bestolen energie. Onrechtmatige daad. Katvanger? Toch toerekenbaar. Omvang schade. Bewijslast. Energiebelasting.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.102.969/01
(zaaknummer rechtbank Leeuwarden 106652 / HA ZA 10-761)
arrest van de tweede kamer van 26 maart 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. E.M. Simonova, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Liander N.V.,
gevestigd te Arnhem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Liander,
advocaat: mr. J.G. Keizer, kantoorhoudend te Amersfoort.
Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van
24 augustus 2011 en 7 december 2011 van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 februari 2012,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte van [appellant] d.d. 20 november 2012,
- een antwoordakte van Liander d.d. 18 december 2012.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
De vordering van [appellant] luidt:
"te vernietigen de vonnissen van de Rechtbank Leeuwarden, Sector civiel recht, Locatie Leeuwarden van 24 augustus 2011 en 7 december 2011 onder zaak-/rolnummer 106652 / HA ZA 10-761 en opnieuw rechtdoende bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de door geïntimeerde ingestelde vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties en met veroordeling van geïntimeerde tot terugbetaling, binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest, van de - na vernietiging van het vonnis - zonder titel door geïntimeerde eventueel reeds ontvangen betaling(en), te vermeerderen met de daarover verschuldigde wettelijke rente vanaf het moment dat appellant dit bedrag/deze bedragen heeft betaald aan geïntimeerde tot de dag der algehele voldoening."
Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De feiten
1. Behoudens voor zover [appellant] in hoger beroep heeft betwist dat elektriciteit buiten de meter om is afgenomen, is tussen partijen niet in geschil dat de feiten die de rechtbank in het tussenvonnis van 24 augustus 2011 onder 2 (2.1 tot en met 2.13) heeft weergegeven vaststaan. Derhalve zal ook het hof van die feiten uitgaan, echter met in achtneming van bedoelde betwisting. Samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang, gaat het gaat om het volgende.
1.1 Op 29 januari 2010 werd in de door [appellant] bewoonde woning aan [adres] een hennepplantage aangetroffen. Deze woning ligt in een regio waarin Liander optreedt al netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998. Ten behoeve van Liander is door een fraudespecialist een onderzoek uitgevoerd. Op basis van diens bevindingen heeft Liander geconcludeerd dat elektriciteit is weggenomen die niet door de meter is geregistreerd. Hiervan heeft zij aangifte gedaan bij de politie. Voor de inhoud van de relevante passages uit het frauderapport en de aangifte verwijst het hof naar genoemd vonnis. Liander heef ter zake van de door haar gestelde energiefraude een nota ter grootte van € 4.859,64 aan [appellant] verzonden, welke nota onbetaald is gebleven.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. Liander heeft [appellant] gedagvaard en betaling gevorderd van de hiervoor genoemde nota, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank heeft deze vordering op hierna te bespreken gronden toegewezen, met uitzondering van de btw component in de factuur en de buitengerechtelijke kosten. Ter zake van de kosten voor verbroken zegels (€ 41,64) heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 24 augustus 2011 overwogen dat die niet toewijsbaar zijn (r.o. 4.12.4) doch zijn die kosten wel begrepen in de veroordeling in het eindvonnis. Tevens heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld in de proceskosten, alsmede in de nakosten.
De bespreking van de grieven
3. De memorie van grieven bestaat uit een uitvoerige inleiding en 19 grieven, waarbij regelmatig wordt verwezen naar de genoemde inleiding en waarbij onderling vaak sprake is van een “overlap”. Het hof onderscheidt de volgende grieven (waarbij de Romeinse nummers verwijzen naar de grieven en “mvg” naar de memorie van grieven):
Aansprakelijkheid
- Geen overeenkomst tussen Liander en [appellant], III, mvg 39 e.v.
- Niet aangetoond hoe Liander in de eventuele contractuele positie van Continuon is getreden, mvg 12.
- Geen Algemene Voorwaarden van toepassing, IV
- Overeenkomst en Algemene Voorwaarden zijn vernietigbaar, IV en V
- Geen stroom buiten de meter om gebruikt, I, geen manipulatie van de aansluiting, XVIII
- Geen onrechtmatige daad, VI en mvg 56 e.v.
- Geen causaliteit en toerekenbaarheid, XIV (per abuis genummerd als IX) en
mvg 56 e.v.
Schadeomvang
- Geen eerdere oogst, II
- Meter niet gemanipuleerd, hoefde niet te worden vervangen, XIII
- Onjuist tarief berekend, onbegrijpelijke schadebegroting X, XI, XII
- geen energiebelasting verschuldigd, VII
- geen administratiekosten verschuldigd, XV
- kosten Liandon niet verschuldigd, XV
- wettelijke rente niet verschuldigd, XV, mvg 132
- schade nogmaals, XVII
Varia
- inconsistente beoordeling, VIII
- strijd met hoor/wederhoor, IX
- grondslag verlating, III
- nadere grieven, XVI
- proceskosten, XIX
Varia, grondslag verlating, grief III
4. Met de grief klaagt [appellant] dat de rechtbank “buiten de kaders van het voorgelegde geschil” is getreden door de vordering op basis van de subsidiaire grondslag (schadevergoeding) toe te wijzen, terwijl primair op basis van nakoming is gevorderd. Het hof overweegt dienaangaande dat indien een (meer) subsidiaire grondslag tot toewijzing van een vordering kan leiden, het de rechter vrijstaat de vordering op die grond toe te wijzen onder voorbijgaan aan de primaire grondslag. Grief III, die uitgaat van een andere opvatting, faalt dan ook.
5. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is op de (meer) subsidiaire grondslag van onrechtmatige daad. Het hof zal eerst onderzoeken of de daartegen gerichte grieven slagen.
Aansprakelijkheid
6. Volgens [appellant] heeft hij zich niet schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad. Hij meent dat niet is voldaan aan de vereisten van onrechtmatigheid, relativiteit, causaliteit, schade en toerekenbaarheid. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
7. Vaststaat dat in de woning van [appellant] aan [adres] op 29 januari 2010 een hennepplantage is aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat de benodigde grote hoeveelheden energie ten behoeve van hennepplantages doorgaans worden verkregen met behulp van illegale aftappingen van het stroomnet, waarbij het stroomverbruik buiten de meter om gaat, dit enerzijds om ontdekking te voorkomen en anderzijds om de opbrengsten te maximaliseren. Dat ook in het onderhavige geval op die manier te werk is gegaan, heeft Liander deugdelijk onderbouwd aan de hand van de als productie 2 overgelegde aangifte en het als productie 3 overgelegde frauderapport met bijbehorende foto’s, zoals in het tussenvonnis van de rechtbank geciteerd. In dit rapport wordt beschreven dat de fraudespecialist van Liander heeft geconstateerd dat er extra zekeringen waren aangebracht en een extra kabel en dat met behulp van deze aansluiting de hennepplantage buiten de elektriciteitsmeter van elektriciteit werd voorzien. In eerste aanleg is [appellant] nog van de juistheid daarvan uitgegaan (zie conclusie van dupliek 57 en 58). Thans echter betwist hij de aanwezigheid van een illegale aftakking. Deze betwisting motiveert hij door aan te voeren dat zijn energieleverancier, Frivius Energie, hem over de periode 4 februari 2009 tot
28 januari 2010 energie in rekening heeft gebracht, welke energie dus door de meter is geregistreerd. Dienaangaande overweegt het hof dat het enkele feit dat over de bewuste periode stroom via de meter is verbruikt bepaald niet hoeft uit te sluiten dat in diezelfde periode ook illegaal, buiten de meter om, stroom werd afgetapt. De betwisting van [appellant] is derhalve onvoldoende gemotiveerd, zodat het hof als vaststaand aanneemt dat via een illegale aftap buiten de meter om stroom is gebruikt ten behoeve van de hennepkwekerij. De grieven I en XVIII die van een andere opvatting uitgaan, falen dan ook.
8. Niet in geschil is dat Liander ten tijde van de illegale stroomaftap in de woning van [appellant] (regionale) netbeheerder was in de zin van artikel 1 lid 1 sub k van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet). Op grond van artikel 10a lid 1 E-wet beschikt de netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, over de economische eigendom van het door hem beheerde net. Dit brengt mee dat de netbeheerder het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het door hem beheerde net draagt (artikel 1 lid 1 sub aa). Op grond van artikel 16 van de E-wet heeft Liander als netbeheerder in het kader van het beheer van de netten in het voor hem krachtens artikel 36 of 37 vastgestelde gebied onder meer tot taak:
a. de door hem beheerde netten in werking te hebben en te onderhouden;
b. de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen;
(…)
d. voldoende reservecapaciteit voor het transport van elektriciteit aan te houden;
e. op de grondslag van artikel 23 derden te voorzien van een aansluiting op de netten;
f. op de grondslag van artikel 24 ten behoeve van derden transport van elektriciteit uit te voeren.
Aan de verplichting onder d tot het aanhouden van voldoende reservecapaciteit is gerelateerd het bepaalde in artikel 16 lid 6: Indien een netbeheerder energie inkoopt ter uitvoering van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.
9. Uit de artikelen 10a lid 1 E-wet en 16, lid 1 sub e, n en o volgt voorts dat, anders dan [appellant] stelt, de (economische) eigendom van een aansluiting inclusief de meter toebehoort aan de netbeheerder en niet aan de energieleverancier.
10. Uit dit samenstel van bepalingen volgt dat Liander wettelijk tot taak heeft voldoende elektriciteit aan te houden voor het transport van elektriciteit in het door haar beheerde net en dat zij in geval van netverlies door “energiediefstal” schade lijdt doordat zij elektriciteit moet “inkopen” om de hoeveelheid elektriciteit in het net te kunnen blijven waarborgen. Voorts lijdt zij schade indien door de illegale stroomaftap de veiligheid van het door haar beheerde net in gevaar is gebracht en zij maatregelen dient te treffen om die veiligheid te herstellen. De zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt brengt mee dat een op het netwerk aangeslotene zich de belangen van de netbeheerder dient aan te trekken en moet nalaten anders dan langs legale weg stroom van het netwerk af te (laten) tappen. Of Liander in juridische zin eigenaresse was van de afgetapte stroom (voor zover al mogelijk) is daarbij niet doorslaggevend. De elementen onrechtmatigheid, relativiteit, causaliteit en schade zijn met het voorgaande gegeven.
11. Wat betreft de toerekenbaarheid overweegt het hof dat, ook indien [appellant] zoals hij stelt als “katvanger” in opdracht heeft gehandeld en zelf niet geweten zou hebben van de illegale aftap, de verkeersopvattingen meebrengen dat de schade volledig aan hem toerekenbaar is, nu hij in dat geval door zich in te laten met criminele opdrachtgevers en hen toe te laten tot zijn woning het risico op een illegale aftap welbewust heeft aanvaard. Dat [appellant] onder zodanige druk stond dat hij daar redelijkerwijs geen weerstand aan kon bieden is niet (voldoende onderbouwd) gesteld noch gebleken.
12. Het hof komt tot de tussenconclusie dat de aansprakelijkheid van [appellant] op grond van onrechtmatige daad vaststaat. De grieven VI en XIV (genummerd als IX) falen.
13. Gelet op dit oordeel heeft [appellant] geen belang bij zijn grieven die betrekking hebben op de vraag of een overeenkomst tussen hem en Liander tot stand is gekomen, of Liander daarbij in de rechten van Continuon is getreden, of algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard en of de overeenkomst en de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn. Aan die grieven (grief III, mvg 39 e.v., mvg 12, grief IV en V) gaat het hof dan ook voorbij.
Schadeomvang; eerdere oogst? Grief II
14. Niet in geschil is dat de op 29 januari 2010 aangetroffen hennepteelt circa één week oud was. In de schadeberekening van Liander wordt ervan uitgegaan dat de hennepkwekerij ten tijde van de ontdekking tenminste één oogst heeft opgebracht, uitgaande van een groeitijd van
8 dagen en een bloeitijd van 63 dagen. Liander baseert dit op het onderzoek van de fraudespecialist. Deze is tot zijn conclusie gekomen op basis van een aantal indicatoren, zoals vuil op de koolstoffilters, kalkaanslag op de waterbakken, plantpotten en het afdekzeil, hennepaanslag op de aangetroffen schaartjes, de aanwezigheid van (lege) voedingsflessen en op de grond aangetroffen hennep.
15. De rechtbank heeft dit uitgangspunt gevolgd en daartoe onder meer overwogen dat [appellant] geen enkel concreet gegeven heeft aangedragen dat zijn stellingen met betrekking tot een eerdere kweek die niet in de woning maar in de tuin zou hebben plaatsgevonden en/of dat de aangetroffen materialen uit een andere hennepkwekerij afkomstig zijn, ondersteunt (tussenvonnis onder 4.8.2)
16. Voorts heeft de rechtbank in genoemde rechtsoverweging overwogen dat [appellant] wat betreft de door hem genoemde getuige [betrokkene] heeft nagelaten “enige ter zake dienende gegevens” over te leggen dan wel een eventuele schriftelijke verklaring waaruit zou blijken dat er niet eerder is geoogst. Onder die omstandigheden is het leveren van bewijs volgens de rechtbank niet aan de orde.
17. [appellant] voert aan dat medewerkers van Verslavingszorg Noord Nederland die hem destijds begeleidden, waaronder genoemde [betrokkene], kunnen verklaren dat zij in zijn woning geen hennepplantage hebben waargenomen en/of dat [appellant] destijds geldgebrek had. Hij biedt aan hen daarover zo nodig als getuigen te doen horen. Ook biedt hij aan zichzelf als getuige te doen horen over onder meer het feit dat geen eerdere hennepteelt heeft plaatsgevonden.
18. Het hof stelt voorop dat het op de weg van Liander ligt haar schade te stellen en bij betwisting te bewijzen. Gelet op de aard van de normschending, die ertoe strekt heimelijk stroom aan het net te onttrekken zonder dat het verbruik door de meter wordt geregistreerd, mogen aan het van Liander te verlangen bewijs echter niet te hoge eisen worden gesteld. Bij de vaststelling van de omvang van de schade is de rechter niet gebonden aan de gewone regels van stelplicht en bewijs. De omvang van de schade kan zo nodig worden geschat (artikel 6:97 BW).
19. Naar het oordeel van het hof heeft Liander aan de hand van de hiervoor genoemde en onvoldoende weersproken gegevens in het frauderapport voorshands voldoende bewezen dat een eerdere hennepkweek heeft plaatsgevonden, behoudens tegenbewijs door [appellant]. Liander heeft betoogd dat, ook indien medewerkers van Verslavingszorg Noord Nederland verklaren dat zij in de woning van [appellant] geen hennepplantage hebben waargenomen en/of dat [appellant] destijds geldgebrek had, dit niet hoeft uit te sluiten dat er toch een eerdere hennepteelt heeft plaatsgevonden. Zij wijst erop dat de hennepplantage zich bevond in twee slaapkamers, de zolder en de doucheruimte en dat de genoemde medewerkers vermoedelijk niet in die ruimtes zijn geweest. Voorts wijst zij erop dat voor zover [appellant] al overeenkomstig de waarheid tegen deze medewerkers heeft verklaard dat hij geldgebrek had, dit zijn oorzaak hierin kan vinden dat zijn opdrachtgevers de eerste opbrengst voor zichzelf hebben behouden. Wat hiervan zij, het hof mag niet vooruitlopen op de bewijswaardering en zal [appellant] dan ook tot het aangeboden tegenbewijs toelaten.
Schadeomvang; onjuist tarief berekend? Grieven X, XI, XII.
20. De rechtbank heeft in navolging van het door Liander gestelde de kosten voor de illegaal verbruikte elektriciteit begroot aan de hand van het door Liander overgelegde fraudetarief (prod. 5 bij inleidende dagvaarding en prod. 10 bij akte uitlating). [appellant] is van mening dat in plaats van bij dit tarief aangeknoopt zou moeten worden bij de tarieven die Cogas in rekening brengt aan grootverbruikers (productie 8 bij conclusie van dupliek). Daarmee miskent [appellant] evenwel dat in casu geen sprake is van reguliere inkoop door een grootverbruiker maar van een gedwongen optreden door een netbeheerder als feitelijke leverancier die daardoor schade lijdt. De daarmee gepaard gaande extra kosten zijn verwerkt in het door Liander gehanteerde fraudetarief. Liander heeft toegelicht waaruit die extra kosten bestaan en heeft de juistheid van het gehanteerde tarief voldoende aannemelijk gemaakt. Evenzeer heeft zij voldoende onderbouwd dat bedoelde extra kosten niet tevens afzonderlijk in rekening zijn gebracht en dat aan haar geen voordeel is opgekomen, zoals [appellant] nog heeft aangevoerd.
Schadeomvang; Meter gemanipuleerd? Grief XIII
21. Liander heeft na de ontdekking van de hennepplantage de elektriciteitsmeter verwijderd en later weer een meter in de woning teruggeplaatst.
Volgens [appellant] was dit niet nodig omdat de meter niet was gemanipuleerd. Voorts stelt hij dat Liander geen eigenaar was van de meter en dus geen schade kan hebben geleden.
Het hof overweegt dat uit artikel 16 van de E-wet blijkt dat de netbeheerder desgevraagd een meetinrichting ter beschikking stelt. Uit de artikelen 10a lid 1 E-wet en 16, lid 1 sub e, n en o volgt als gezegd dat de (economische) eigendom van een aansluiting inclusief de meter toebehoort aan de netbeheerder. Of achteraf is komen vast te staan dat met de meter zelf niet is gemanipuleerd, is niet van belang. Gelet op het feit dat met de aansluiting als geheel was geknoeid, heeft Liander uit het oogpunt van veiligheid terecht ook de meter weggehaald en later een meter teruggeplaatst. De grief faalt.
Schadeomvang; geen energiebelasting verschuldigd, Grief VII, mvg 70 e.v.
22. Volgens [appellant] vordert Liander ten onrechte energiebelasting over de in rekening gebrachte elektriciteit omdat (i) de gebruiker belastingplichtig is en dus niet Liander en (ii) omdat Frivius Energie al energiebelasting heeft afgedragen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Artikel 50 van de Wet belastingen op milieugrondslag houdt voor zover van belang in:
1. Met betrekking tot aardgas en elektriciteit wordt de belasting geheven ter zake van de levering via een aansluiting aan de verbruiker (…)
(…)
4. Als een levering als bedoeld in het eerste lid wordt mede aangemerkt het verbruik van aardgas en elektriciteit, indien:
a. deze producten op andere wijze zijn verkregen dan door een levering als bedoeld in het eerste lid;
(…)
Voorts bepaalt artikel 53, voor zover van belang:
1. Met betrekking tot aardgas en elektriciteit wordt de belasting geheven van degene die de levering verricht.
2. In afwijking van het eerste lid wordt bij toepassing van artikel 50, vierde lid, de belasting geheven van degene van wie het verbruik op grond van artikel 50, vierde lid, is aangemerkt als een levering als bedoeld in artikel 50, eerste lid.
(…).
Uit artikel 53 lid 1 volgt dat normaal gesproken van de leverancier de belasting wordt geheven. Het belastbare feit is de levering. Dit wordt niet anders doordat de leverancier de door haar af te dragen belasting in rekening brengt bij de afnemer. In geval van illegale stroomafname zoals hier wordt de “feitelijke levering” door de netbeheerder aan een levering gelijk gesteld en is hij de belastingplichtige, zo volgt uit artikel 50 lid 4 sub a in combinatie met artikel 53 lid 2. Deze af te dragen belasting als gevolg van gedwongen feitelijke levering kan de netbeheerder echter als schade verhalen op degene die voor de gedwongen levering aansprakelijk is, in dit geval [appellant]. Uit het voorgaande vloeit voort dat niet juist kan zijn dat Frivius Energie energiebelasting heeft afgedragen over de illegaal verkregen stroom. De grief faalt dan ook.
Schadeomvang; geen administratiekosten verschuldigd, Grief XV
23. [appellant] bestrijdt dat Liander administratiekosten heeft gemaakt aangezien de kosten voor het fraudeonderzoek reeds afzonderlijk in rekening zijn gebracht. Het hof volgt [appellant] daarin niet, nu voldoende aannemelijk is dat Liander zoals zij stelt ook los van het onderzoek door de fraudespecialist intern kosten heeft moeten maken in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW. Zo blijkt uit de stukken dat een schadebegroting is gemaakt die is uitgemond in een factuur. In zoverre faalt grief XV.
Schadeomvang; kosten Liandon, Grief XV
24. Voor zover [appellant] stelt dat Liander geen schade kan vorderen die is geleden door Liandon overweegt het hof dat Liander voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de fraudespecialist bij haar in dienst is (en niet bij Liandon) en dat de door haar gevorderde schade door haar is geleden en niet door Liandon. In zoverre faalt grief XV.
Schadeomvang; wettelijke rente, Grief XV
25. [appellant] beroept zich op een toezegging namens Liander dat geen wettelijke rente zal worden berekend. Liander heeft erkend dat die toezegging is gedaan en stelt dat deze gestand zal worden gedaan (mva 179). Voor zover Liander nastreeft dat de veroordeling tot betaling van wettelijke rente niettemin in stand blijft, ziet het hof haar belang daarbij niet in. Grief XV slaagt in zoverre. Gelet daarop zal het hof de wettelijke rente alsnog afwijzen.
Schadeomvang; schade nogmaals, Grief XVII
26. Het hof stelt vast dat deze grief geen zelfstandige betekenis heeft ten opzichte van de hiervoor reeds besproken grieven inzake de schadeomvang en derhalve het lot van die grieven deelt.
Varia, geen consistente vonnissen, VIII, strijd met hoor/wederhoor, IX,
27. [appellant] heeft bij zijn klacht over inconsistentie in zoverre gelijk dat ter zake van de kosten voor verbroken zegels (€ 41,64) de rechtbank in het tussenvonnis van 24 augustus 2011 heeft overwogen dat die niet toewijsbaar zijn (r.o. 4.12.4) doch die kosten wel zijn inbegrepen in de veroordeling in het eindvonnis. In zoverre slaagt grief VIII. Voor het overige heeft [appellant] bij zijn klacht over inconsistentie en schending van hoor/wederhoor geen belang, omdat hij in hoger beroep de gelegenheid heeft gehad zijn standpunten opnieuw naar voren te brengen en daar ook ruimschoots gebruik van heeft gemaakt. Derhalve kunnen deze grieven in zoverre niet leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen.
Varia, nadere grieven tegen het tussenvonnis, XVI
28. Deze grieven bevatten geen onderdelen die in de overige grieven niet reeds aan de orde zijn gekomen, althans missen naast die grieven zelfstandige betekenis.
Varia, proceskosten, XIX
29. Zijn oordeel over de proceskosten zal het hof aanhouden in afwachting van de voortzetting van de procedure.
Voorlopige slotsom
30. Het hof zal [appellant] toelaten tot bewijslevering en ieder verder oordeel in afwachting daarvan aanhouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen feit dat ten tijde van de ontdekking van de hennepplantage op 29 januari 2010 deze reeds één oogst had opgebracht;
bepaalt voor zover [appellant] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. L. Janse, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 23 april 2013 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat het hof de procesdossiers van partijen ten behoeve van de eventuele getuigenverhoren onder zich zal houden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. L. Janse, voorzitter, M.M.A. Wind en I. Tubben en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 26 maart 2013 in bijzijn van de griffier.