Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7092, 200.133.675-01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-08-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7092, 200.133.675-01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 augustus 2014
- Datum publicatie
- 18 september 2014
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:7092
- Zaaknummer
- 200.133.675-01
Inhoudsindicatie
Verdeling gemeenschap. (Fraude) schuld aan UWV niet aan man verknocht.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.675/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad C/07/193616/ FL RK 11-4666)
beschikking van de familiekamer van 26 augustus 2014
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. I. Oolgaard, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. N. van der Kruk, kantoorhoudend te Zwaag.
1 Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 februari 2012 (geregistreerd onder zaaknummer 175971/FL RK 10-3714) heeft de rechtbank te Zwolle-Lelystad de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. In die beschikking is het nevenverzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgesplitst en voor verdere afdoening geregistreerd onder zaaknummer 193616/FL RK 11/4666 en is de beslissing te dien aanzien aangehouden.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen een periode van zes maanden nadien inlichtingen te verstrekken omtrent de door ieder van hen voorgestelde wijze van verdelen. Zij hebben over en weer diverse producties overgelegd. De zaak is vervolgens ter zitting van 21 november 2012 wederom behandeld.
Bij beschikking van 13 juni 2013 (geregistreerd onder zaaknummer: C-07-193616-FL RK 11/4666) heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uiteindelijk de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap verdeeld. De rechtbank heeft daarbij onder meer bepaald dat de man de schuld aan het UWV voldoet en dat de vrouw hiervan de helft, ofwel € 1.112,94, aan de man voldoet, alsmede dat de man de schuld aan de Nederlandsche Voorschotbank voldoet en dat de vrouw de helft hiervan, ofwel € 11.084,23, aan de man voldoet.
De echtscheidingsbeschikking is op 10 mei 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente].
2 Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift van de vrouw, ingekomen op 12 september 2013;
- een brief van mr. I. Oolgaard van 30 september 2013 met bijlagen, ingekomen op 1 oktober 2013;
- de door mr. I. Oolgaard op 14 oktober 2013 ingediende nadere stukken, te weten de processen-verbaal van de op 15 maart 2011 en 15 november 2011 in eerste aanleg gehouden zittingen;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de man;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de vrouw.
Bij beroepschrift heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking van 13 juni 2013 op de volgende punten te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat:
"I. de schuld aan het UWV volledig door de man wordt afgelost zonder dat er verrekening met de vrouw plaatsvindt;
II. de belastingteruggave over 2010 en 2011 bij helfte dient te worden verdeeld;
III. de beleggingsrekening bij SNS bij helfte wordt verdeeld per de peildatum;
IV. ten aanzien van het krediet bij De Nederlandsche Voorschotbank een bedrag van € 6.040,25 bij helfte gedragen dient te worden alsmede te bepalen dat de man gehouden is het verschil tussen het saldo per 31 mei 2010 en het saldo per de peildatum te vergoeden aan de gemeenschap.”
Bij verweerschrift tevens zelfstandig verzoek in incidenteel appel heeft de man dit bestreden en in het kader van het incidenteel beroep verzocht te bepalen:
“zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de kosten zoals opgevoerd tot aan peildatum begroot op € 2.521,29 door de vrouw aan de man worden voldaan.
Kosten rechtens.”
De mondelinge behandeling heeft op 26 juni 2014 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Aan de zijde van de vrouw is haar advocaat verschenen. De vrouw is niet in persoon verschenen. Mr. Oolgaard heeft mede het woord gevoerd aan de hand van door haar overgelegde pleitaantekeningen.
3 De vaststaande feiten
Partijen zijn [in 1993] in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Zij hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. Uit het huwelijk is één thans nog minderjarig kind geboren, te weten [kind], geboren [in 2003].
Wegens tijdens het huwelijk onterecht door de man ontvangen WW-uitkeringen is een schuld aan het UWV ontstaan van € 2.225,89.
Op naam van de man is een doorlopend krediet afgesloten bij de Nederlandse Voorschotbank onder contractnummer [nummer].
De man heeft zowel op 7 juli 2010 als op 30 juli 2010 een bedrag van € 6.000,- opgenomen van het doorlopend krediet bij de Nederlandsche Voorschotbank en op 4 oktober 2010 een bedrag van € 9.116,85. Op 21 juli 2010 heeft de man een bedrag gestort van € 5.200,-. Verder hebben op genoemde rekening in debet rentebijschrijvingen plaatsgevonden en is er sprake geweest van automatische incasso's.