Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3140, 200.175.429/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3140, 200.175.429/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 april 2017
Datum publicatie
13 april 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:3140
Zaaknummer
200.175.429/01

Inhoudsindicatie

Onvoldoende feitelijk onderbouwd dat student schade heeft geleden door studievertraging als gevolg van tekortkomingen door hogeschool.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.175.429/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 2938305 MC EXPL 14-3788)

arrest van 11 april 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in het principaal hoger beroep,

geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. R. Verspaandonk, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,

tegen

Stichting Hoger Onderwijs Nederland, die de instelling voor hoger beroepsonderwijs Hogeschool Inholland in stand houdt,

gevestigd te 's-Gravenhage,

geïntimeerde in het principaal hoger beroep,

appellante in het incidenteel hoger beroep,

in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,

hierna: Inholland,

advocaat: mr. W.E. Pors, kantoorhoudend te 's-Gravenhage.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van

4 februari 2015 en 29 april 2015 die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere (hierna: de kantonrechter) heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

 de dagvaarding in hoger beroep d.d. 24 juli 2015 zoals hersteld bij exploot van

21 augustus 2015,

 de memorie van grieven tevens wijziging van eis (met producties),

 de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep (met producties),

 de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (met producties),

 het proces-verbaal van de op 13 maart 2017 gehouden pleidooien waarbij van beide zijden pleitnotities zijn overgelegd.

2.2

Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op het overgelegde pleitdossier.

2.3

[appellant] vordert in het (principaal) hoger beroep - kort samengevat - (gedeeltelijke) vernietiging van het vonnis van 29 april 2015 en veroordeling van Inholland tot betaling van (i) € 35.963,85 en (ii) primair € 37.538,- netto, subsidiair het netto equivalent van € 37.791,36 bruto, meer subsidiair € 9.437,50 netto en meest subsidiair het netto equivalent van € 9.373,97 bruto, een en ander vermeerderd met rente en kosten.

2.4

Inholland vordert in het incidenteel hoger beroep - kort samengevat - bekrachtiging van het vonnis van 29 april 2015 ten aanzien van het oordeel in conventie en vernietiging van dat vonnis voor zover het de reconventionele vorderingen van [appellant] betreft en die vorderingen alsnog af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties.

3 De vaststaande feiten

3.1

Als gesteld en erkend dan wel niet weersproken staan, voor zover van belang voor de beslissing, de navolgende feiten tussen partijen vast.

3.2

[appellant] heeft zich als student ingeschreven voor de deeltijdopleiding Financial Services Management (FSM) aan Inholland, voor het eerst in het studiejaar 2009/2010.

Voor deze opleiding dienen de studenten zowel individuele vakken als vakken in groepsverband te volgen. Studiejaren zijn ingedeeld in twee semesters, die elk uit twee blokken bestaan.

3.3

[appellant] heeft het collegegeld over het studiejaar 2011/2012 niet (volledig) betaald. Het, ook na aanmaning, niet betaalde deel bedraagt € 736,47.

3.4

[appellant] heeft de studie in augustus 2012 beëindigd.

3.5

In het jaar 2013/2014 heeft [appellant] zich opnieuw voor dezelfde studie bij Inholland ingeschreven. Deze tweede studieperiode is voor het onderhavige geschil verder niet van belang. Voor de volledigheid wordt vermeld dat [appellant] op 31 juli 2014 een negatief bindend studieadvies heeft gekregen en dat bij uitspraak in hoger beroep van het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs d.d. 2 maart 2016 dit besluit in stand is gebleven.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De beoordeling van de grieven en het gevorderde