Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2802, 16/01241

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2802, 16/01241

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 maart 2018
Datum publicatie
30 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:2802
Formele relaties
Zaaknummer
16/01241

Inhoudsindicatie

Gemeente Westerveld heeft in 2008 voorziening omgezet in een reserve. De dotatie in 2014 aan egalisatiereserve riolering is niet een last ter zake. De opbrengstlimiet wordt geschonden en de Verordening rioolheffing is ten aanzien van belanghebbende niet verbindend.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 16/01241

uitspraakdatum: 27 maart 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 september 2016, nummer LEE 15/1314, ECLI:NL:RBNNE:2016:4046, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende voor het jaar 2014 aanslagen in de rioolheffing opgelegd naar een te betalen bedrag van in totaal € 11.236,47.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk met bijlagen ingezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2018. De zaak van belanghebbende is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak, met procedurenummer 16/01242, van Stichting [A] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een woningcorporatie. Zij was bij het begin van het belastingjaar 2014 genothebbende krachtens eigendom van de percelen ter zake waarvan bij de onderhavige aanslagen rioolheffing is geheven.

2.2.

De onderhavige aanslagen zijn opgelegd op grond van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2014, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Westerveld in zijn vergadering van 26 november 2013 (hierna: de Verordening).

2.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen. Hierbij heeft belanghebbende diverse stukken bij de heffingsambtenaar opgevraagd ter verkrijging van inzicht in de geraamde baten en lasten die ten grondslag liggen aan de rioolheffing voor het jaar 2014.

2.4.

Volgens paragraaf A “Lokale heffingen” van de Programmabegroting 2014 van de gemeente Westerveld (hierna ook: de gemeente) bedragen voor het jaar 2014 de geraamde opbrengsten uit de rioolheffing € 2.695.500 (pagina 100). Dit bedrag bestaat uit een vast bedrag van 9.800 objecten maal € 150, ofwel € 1.470.000. Daarnaast bestaat dit bedrag uit een percentage van de WOZ-waarde, voor het jaar 2014 begroot op 0,0485438% van € 2.524.525.000, ofwel € 1.225.500.

2.5.

De voor het jaar 2014 geraamde lasten ter zake van de rioolheffing bedragen volgens paragraaf A “Lokale heffingen” van de Programmabegroting 2014 van de gemeente € 1.783.440 exclusief btw en € 2.111.845 inclusief btw. Volgens Programma 8 “Milieu” van de Programmabegroting bedragen de geraamde lasten ter zake van de rioolheffing € 1.546.000 exclusief btw (zie pagina 74). Het verschil tussen deze lasten en de in paragraaf A “Lokale heffingen” geraamde lasten van € 1.783.000 bedraagt (afgerond) € 237.000. Dit verschil betreft het bedrag van de rente van € 237.786 over de egalisatiereserve riolering. Deze rente is in de Programmabegroting als een negatieve uitgaaf (in mindering op de lasten) opgenomen.

2.6.

Volgens de zojuist bedoelde paragraaf A uit de Programmabegroting 2014 bedraagt het verwachte positieve saldo van de geraamde baten (€ 2.695.500) en lasten (€ 2.111.845 minus € 237.786) € 821.441 en wordt dit saldo overeenkomstig de daarvoor in het kader van de uitvoering van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) ingestelde egalisatiereserve riolering gestort.

2.7.

Volgens het ter zake van de raming van de baten en de lasten voor de rioolheffing door de gemeente opgestelde “Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” bedragen de totale geraamde bruto lasten € 2.933.286 (de lasten van € 2.111.845 inclusief btw vermeerderd met € 821.441 “t.g.v. voorziening riolering”). Tot de geraamde lasten is een bedrag van € 809.792 aan totale kapitaallasten gerekend.

2.8.

De totale geraamde bruto baten bedragen volgens het “Overzicht van rioleringsuitgaven aangaande het jaar 2014” € 2.933.286. Dit bedrag bestaat uit een bedrag van € 2.692.000 ter zake van de opbrengst uit de rioolheffing, een bedrag van € 3.500 ter zake van inkomsten uit inningskosten en een bedrag van € 237.786 als rente over de egalisatiereserve.

2.9.

In de “Nota reserves en voorzieningen & risico-inventarisatie/weerstandsvermogen 2008”, waarin een uiteenzetting wordt gegeven van het beleid rondom reserves en voorzieningen voor de gemeente Westerveld, is op pagina 5 vermeld:

Voorziening riolering

Onder de voorzieningen is per 1 januari 2008 een bedrag opgenomen van bijna € 740.000 voor de uitgaven aan de riolering.

Deze voorziening zou gebaseerd zijn op artikel 44, lid 2 van het BBV. Deze bepaling houdt in dat van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden onder de voorzieningen worden opgenomen. De tegenhanger van die bepaling staat in artikel 43, lid 1 onder b. Hierbij gaat het om bestemmingsreserves die ongewenste schommelingen opvangen in de tarieven die aan derden in rekening worden gebracht, maar die niet specifiek besteed hoeven te worden.

Met betrekking tot deze voorziening is de vraag of de voordelige stand kan worden aangemerkt als middelen die moeten worden teruggegeven als ze niet aan het specifieke doel waarvoor ze geheven zijn worden uitgegeven. De opgenomen voordelige stand is evenwel ontstaan door een toevoeging in 2006 vanuit de algemene reserve (het rekeningoverschot van 2005) van € 4.000.000 aan de toen negatieve stand van de voorziening riolering.

Dit betekent dat niet gesproken kan worden van een mogelijke terugbetalingsverplichting van het bedrag van afgerond € 740.000 in het geval dat het bedrag niet wordt uitgegeven voor het doel waarvoor zij zijn geheven, i.c. de riolering.

Voorgesteld wordt de voorziening riolering om te zetten in een bestemmingsreserve.”

2.10.

Overeenkomstig het bij 2.9 bedoelde voorstel heeft de raad van de gemeente Westerveld besloten om de toenmalige voorziening riolering om te zetten in een egalisatiereserve riolering, zijnde een bestemmingsreserve.

2.11.

Bij de “Nota reserves en voorzieningen 2013-2016”, vastgesteld op 28 januari 2013, die de onder 2.9 vermelde nota vervangt, is als bijlage 1 een toelichting op de dan aanwezige reserves gevoegd. Bij de egalisatiereserve riolering is vermeld dat dit een bestemmingsreserve betreft en dat het benodigd saldo afhankelijk is van hetgeen is opgesteld in het GRP. Verder is als “Bijzonderheden” vermeld:

“Het laatst vastgestelde GRP loopt tot en met 2014, voor de periode daarna zal een nieuw GRP moeten worden vastgesteld. Afhankelijk van de uitkomsten van dit nieuwe GRP zal ook de hoogte van deze bestemmingsreserve worden beoordeeld. Vrijval van deze reserve mag niet ten gunste van de algemene middelen, alleen ter dekking van hogere uitgaven aan riolering.”.

In hoofdstuk 1 “Beleid ten aanzien van de reserves” van deze nota staat:

Bestemmingsreserve

De bestemmingsreserve is een reserve waaraan door de gemeenteraad een bepaalde bestemming gegeven is. De gemeenteraad is vervolgens ook bevoegd deze bestemming te wijzigen. De bestemmingsreserves kunnen worden gesplitst in egalisatiereserves en overige bestemmingsreserves. Een egalisatiereserve kan worden ingesteld om een gelijkmatige tariefontwikkeling te bereiken.”.

2.12.

De egalisatiereserve riolering is na de bij 2.10 bedoelde omzetting tot en met het jaar 2014 steeds op de balans opgenomen als een bestemmingsreserve. In de Programmaverantwoording over het jaar 2014 wordt met betrekking tot deze bestemmingsreserve het volgende opgemerkt:

“Volgens het nieuw vastgestelde BBV (juni 2013) zou deze reserve moeten worden opgenomen in een voorziening. Conform het raadsbesluit van 11 november 2014 vindt dit in 2015 plaats en wordt voor het eerst in de jaarrekening 2015 verwerkt. De bestemmingsreserve zoals deze nu nog is opgenomen heeft alle kenmerken van een voorziening en is volledig beklemd ten gunste van de riolering”.

2.13.

Bij het bij 2.12 bedoelde raadsbesluit van 11 november 2014 heeft de raad van de gemeente Westerveld besloten om het volledige bedrag van de per 1 januari 2015 opgebouwde egalisatiereserve riolering te storten in een daartoe in te stellen “Voorziening vervangingsinvesteringen riolering” (egalisatievoorziening). Daarnaast heeft de raad hierbij besloten om de egalisatievoorziening per 1 januari 2015 volledig aan te wenden voor het versneld afschrijven van de boekwaarde van de investeringen, zodat er geen sprake zal zijn van boekwaarden van in het verleden gedane investeringen en de daarbij behorende kapitaallasten. In het ter zake daarvan ingediende raadsvoorstel is onder meer het volgende opgenomen:

1. Inleiding

Op grond van het BBV heeft de huidige reserve riolering het karakter van een voorziening. Door de volledige reserve over te hevelen naar een voorziening kan de boekwaarde van rioleringsinvesteringen vrijwel volledig versneld worden afgeboekt. Door vervolgens jaarlijks een vast bedrag in de voorziening te storten kunnen de jaarlijkse lasten en daarbij ook de opbrengst rioolheffing (fors) worden verlaagd.”.

(…)

“4.Argumenten

Onze reserve riolering is gevormd om toekomstige vervangingsinvesteringen in de riolering te kunnen bekostigen. De reserve heeft hierdoor het karakter van een voorziening. Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) moet de reserve dan ook worden gewijzigd in een voorziening. Voorgesteld wordt om een “voorziening vervangingsinvesteringen riolering” in te gaan stellen en het volledige bedrag van de reserve riolering per 1 januari 2015 in die voorziening te storten.

(…) Inmiddels is de stand van de reserve, op basis van de jaarrekening 2013 en de begroting 2014 opgelopen naar per 1 januari 2015 ca. € 6 miljoen. De boekwaarde van de investeringen tot en met 2014 bedraagt op basis van de jaarrekening 2013 en het geactualiseerde GRP 2010-2015 per 1 januari 2015 naar verwachting ca. € 6,6 miljoen. Met deze reserve kan de boekwaarde vrijwel volledig versneld worden afgeboekt.

Door in 2015 de boekwaarde volledig af te schrijven door beschikking over de voorziening, door jaarlijks een vast bedrag in de voorziening te storten en jaarlijks het bedrag dat gepaard gaat met vervangingsinvesteringen aan de voorziening te onttrekken, kunnen de jaarlijkse lasten en daarmee ook de opbrengst rioolheffing naar beneden worden bijgesteld.

(…) Deze werkwijze leidt tot een daling van de in de meerjarenbegroting geraamde lasten van € 388.000 in 2015 oplopend naar € 756.000 in 2019. De geraamde opbrengst kan voor komende jaren met dezelfde bedragen worden verlaagd.”.

2.14.

In 2015 heeft de gemeente overeenkomstig het raadsbesluit van 11 november 2014 (zie bij 2.13) de egalisatiereserve riolering omgezet in een voorziening en is deze voorziening aangewend voor het ineens afboeken van de totale boekwaarde van de lopende investeringen tot op nihil.

2.15.

Tot de gedingstukken behoren – onder meer – de pagina’s 10, 11 en 17 van de ‘Notitie riolering’ van de Commissie BBV van november 2014.

Op pagina 10 en 11 is – onder meer – het volgende opgenomen:

Redactie van artikel 229b Gemeentewet

De tekst van artikel 229b Gemeentewet dateert uit de tijd dat de ‘oude’ comptabele voorschriften (CV95) nog golden, en de zogenoemde rioolfondsen gebruikelijk waren. Omdat het onder deze voorschriften voorkwam dat een rioolfonds waaruit vervangingsinvesteringen werden gedekt soms onder de voorzieningen en soms onder de reserves werd gerangschikt - en dotaties aan voorzieningen én aan reserves als een last werden aangemerkt- zijn in artikel 229b Gemeentewet beide genoemd.

Sinds het BBV van toepassing is kunnen nog uitsluitend de toevoegingen aan voorzieningen als een last worden aangemerkt. Dat heeft als gevolg dat het woord ‘bestemmingsreserves’ in dit gemeentewetsartikel geen relevantie meer heeft en dus moet worden gelezen als: ‘bijdragen aan voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa’.”

Op pagina 17 is – onder meer – het volgende opgenomen:

“Opgemerkt wordt dat het vormen van een reserve het karakter van resultaatbestemming heeft en dat de toevoeging aan een dergelijke reserve dus geen last vormt die in de tariefberekening mag worden opgenomen.”

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de onderhavige aanslagen in de rioolheffing terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de volgende vragen:

a. Overtreffen de baten van de rioolheffing de lasten ter zake (opbrengstlimiet) zodanig dat de Verordening op die grond geheel onverbindend moet worden verklaard?

b. Heeft de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door in de Verordening kerken vrij te stellen, terwijl belanghebbende voor alle objecten in de heffing wordt betrokken?

c. Is de Verordening in strijd met Richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (hierna: de KRW)?

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de heffingsambtenaar en van de aanslagen.

3.3.

De heffingsambtenaar beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing