Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8462, 200.200.437/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8462, 200.200.437/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 oktober 2019
Datum publicatie
17 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:8462
Zaaknummer
200.200.437/01

Inhoudsindicatie

Effectenlease. Waiver zaak. Verklaring voor recht afgewezen. Vordering vanwege advisering tussenpersoon (Spaar Select). Beroep op verjaring en klachtplicht faalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.200.437/01

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3186389 /MC EXPL 14-7709)

arrest van 15 oktober 2019

in de zaak van

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

appellante,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Dexia,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudend te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [A] ,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [geïntimeerde],

advocaat: mr. J.B. Maliepaard, kantoorhoudend te Bleiswijk.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 2 december 2015 dat de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 1 maart 2016,

- de memorie van grieven (met producties),

- de memorie van antwoord (met producties),

- de pleidooien van 25 juni 2019, waarbij mr. J.M.K.P. Cornegoor, advocaat te Haarlem, namens Dexia heeft gepleit overeenkomstig zijn pleitnotities, en mr. Maliepaard heeft gepleit namens [geïntimeerde] . Hierbij is akte verleend van de stukken die bij bericht van 17 juni 2019 door mr. Cornegoor namens Dexia zijn ingebracht.

2.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

2.3

Dexia vordert in het hoger beroep om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en (i) de vordering van Dexia alsnog toe te wijzen met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties en de nakosten, of (ii) de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere ter verdere afdoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep.

3 De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.

3.1.

Tussen Bank Labouchere als de rechtsvoorganger van Dexia (verder in dit arrest ook aan te duiden als Dexia) en [geïntimeerde] zijn in mei 2001 de volgende effectenleaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) gesloten:

- Overwaarde Effect met contractnummer [00000] ;

- Overwaarde Effect met contractnummer [00001] .

3.2.

Deze overeenkomsten zijn gesloten nadat [B] , werkzaam bij Spaar Select Almere, op 8 mei 2001 twee aanvraagformulieren namens [geïntimeerde] had ingevuld en aan Dexia had toegezonden.

3.3.

[geïntimeerde] heeft deze overeenkomsten tussentijds beëindigd. Dexia heeft eindafrekeningen opgesteld, waaruit de volgende resultaten blijken.

Nr.

Contractnr.

Datum eindafrekening

Resultaat

1.

[00000]

11-11-2004

€ 4.415,37 (negatief)

2.

[00001]

11-11-2004

€ 4.415,37 (negatief)

3.4.

[geïntimeerde] heeft op grond van de overeenkomsten in totaal € 19.527,60 aan maandtermijnen voldaan. Hij heeft in totaal een bedrag van € 2.486,64 aan dividenden uitgekeerd gekregen.

3.5.

Leaseproces heeft namens [geïntimeerde] bij brief van 7 juni 2006 - door Dexia ontvangen op 19 juni 2006 - de vernietiging c.q. ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van - onder meer - misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW), wanprestatie (artikel 6:74 BW), onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), misleidende reclame (artikel 6:194 BW) en dwaling (artikel 6:228 BW). Daarnaast is aangegeven dat [geïntimeerde] zich het recht voorbehoud in de toekomst nog nadere gronden aan te voeren en schadevergoeding te vorderen. Dexia is bij deze brief gesommeerd om binnen twee weken alle door [geïntimeerde] aan haar betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen.

3.6.

Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogenoemde "Duisenberg-regeling" welke tot stand is gekomen tussen Dexia en een aantal belangenorganisaties van afnemers van haar effectenleaseproducten op grond van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (WCAM) algemeen verbindend verklaard. [geïntimeerde] heeft door middel van een "opt-out"-verklaring aangegeven niet aan deze regeling gebonden te willen zijn.

3.7.

In de rechtspraak, uiteindelijk leidend tot het arrest van de Hoge Raad van

29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), is het zogenoemde "hofmodel" ontwikkeld voor de beoordeling van effectenleasezaken als de onderhavige.

3.8.

Dexia heeft op 18 januari 2012 ten aanzien van de overeenkomsten een bedrag van in totaal € 8.053,42 aan [geïntimeerde] uitgekeerd op grond van het hiervoor genoemde hofmodel, bestaande uit € 5.887,46 aan uitkering op grond van het hofmodel (tweederdedeel van de restschuld) en € 1.082,98 aan wettelijke rente.

3.9.

Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia laten weten dat [geïntimeerde] zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.

3.10.

Dexia, althans haar gemachtigde, heeft [geïntimeerde] één of meerdere brieven gestuurd, waarbij [geïntimeerde] de mogelijkheid is geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon de bijgevoegde "waiver" worden ondertekend en geretourneerd. [geïntimeerde] heeft de waiver niet ondertekend en geretourneerd.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De beoordeling van de grieven en de vordering

6 De slotsom

7 De beslissing