Home

Gerechtshof Arnhem, 16-02-2004, AO4629, 21-000851-03

Gerechtshof Arnhem, 16-02-2004, AO4629, 21-000851-03

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
16 februari 2004
Datum publicatie
1 maart 2004
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AO4629
Formele relaties
Zaaknummer
21-000851-03

Inhoudsindicatie

2 pogingen tot een overval, 2 overvallen bij één waarvan zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, een opzetheling en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Uitspraak

Parketnummer: 21-000851-03

Uitspraak dd.: 16 februari 2004

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te Arnhem

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer te Arnhem van 18 februari 2003 in de strafzaak tegen

[VERDACHTE]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 februari 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte heeft ter terechtzitting opgegeven dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij hij ter zake van het onder 4 telastegelegde werd vrijgesproken, zodat het hof verstaat dat het hoger beroep van verdachte uitsluitend is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 5, 6 subsidiair en 7 telastegelegde werd veroordeeld.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd dat:

(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijzigingen van de telastelegging bijlage IIb en IIc)

Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat de telastelegging onder feit 5 niet duidelijk is op het punt met wie verdachte de verweten poging tot overval zou hebben gepleegd en de telastelegging in zoverre nietig dient te worden verklaard.

Het hof is van oordeel dat het onder feit 5 telastegelegde voldoende duidelijk maakt welke handelingen aan verdachte worden verweten zodat het verweer dient te worden verworpen.

Niet vereist is dat in de telastelegging de eventuele mededader(s) met naam en toenaam worden vermeld.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 6 primair telastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6 subsidiair en 7 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij op 9 augustus 2002 te Zetten, gemeente Overbetuwe, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld toebehorende aan C- 1000 en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of vergezellen van geweld en/of bedreiging van geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] (medewerkers bij C 1000) te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tezamen en in

vereniging met verdachtes mededader, zich naar de plaats van het misdrijf heeft begeven, waarna verdachte en verdachtes mededader het pand van C 1000 zijn binnengegaan en (aldaar) die [slachtoffer], [slachtoffer] en [slachtoffer] met een vuurwapen hebben bedreigd en daarbij dreigend hebben gezegd: "dit is een overval, rustig blijven",

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op 18 februari 2002 te Zetten, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een

geldbedrag (ca. 20.000 euro) en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan de SNS-bank en/of [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming (verdachten hebben een raam geforceerd waarna verdachten naar binnen zijn geklommen) welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader dreigend een pistool op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gericht en gericht hebben gehouden waarbij een of meermalen, op dreigende wijze werd geroepen "dit is een overval, code, geld", en dat die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] naar de grond werden gewerkt waarbij zij werden gesommeerd naar de grond te kijken en dat die [slachtoffer] met een pistool, althans een vuurwapen, in de rug werd geschoten en met een vuurwapen tegen het hoofd werd geslagen en met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd werd geschopt en dat [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] werden gekneveld met tape en/of dat die [slachtoffer] een prop in haar mond kreeg, welk feit ten aanzien van die [slachtoffer] voornoemd zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad;

3.

hij op 1 augustus 2002 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal telefoonkaarten en een aantal strippenkaarten (t.w.v. ca. 16.296,-- euro) en een geldbedrag (ca. 2.396,-- euro), toebehorende aan Postkantoren BV waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft

door middel van braak en inklimming (verdachten hebben een ruit vernield waarna verdachten naar binnen zijn geklommen), en welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader dreigend een pistool, op die [slachtoffer] en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gericht en gericht gehouden en die [slachtoffer] bij de hals en de kleding hebben vastgepakt en vast hebben gehouden en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gekneveld met tape en die [slachtoffer] en die [slachtoffer] hebben gesommeerd op de grond te gaan zitten en naar de grond te kijken en die [slachtoffer] door elkaar hebben geschud en dreigend hebben gezegd "open de kluis" en "doe geen gekke dingen";

5.

hij op 19 juli 2002 te Hillegom, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld toebehorende aan de Fortisbank, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen medewerkers van de Fortisbank, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken zich tezamen en in vereniging met zijn mededader heeft begeven naar de Fortisbank en handschoenen heeft aangedaan en op het dak van die bank is geklommen en een raam van die bank heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6.

hij in de periode van 6 tot en met 9 augustus 2002 te Zetten, gemeente Overbetuwe, voorhanden heeft gehad een personenauto (Nissan Sunny, ZS-74-DX), terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voormeld goed wist dat deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was verkregen;

7.

hij in de periode van 18 februari 2002 t/m 9 augustus 2002 te Zetten, gemeente Overbetuwe, en te Rotterdam en te Vlaardingen en te Hillegom, althans in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk CZ, model 83, kaliber 7,65 mm Browning en bijbehorende munitie van categorie III, te weten een aantal patronen van het kaliber 7,65 mm Browning, merk CCI, voorhanden heeft gehad;

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op de misdrijven

ten aanzien van het onder 1 en 5 bewezenverklaarde:

telkens:

Poging tot diefstal, voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:

Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

ten aanzien van het feit 3 bewezenverklaarde:

Diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.

ten aanzien van het onder 6 subsidiair bewezenverklaarde:

Opzetheling.

ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van de categorie III, en

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte ter zake van 2 pogingen tot een overval, 2 overvallen bij één waarvan zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, een opzetheling en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte, eveneens ter zake van de hierboven genoemde delicten, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur zoals door de rechtbank is opgelegd.

Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.

Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende poging tot diefstal in een supermarkt te Zetten, een gewapende overval in een SNS-bankgebouw te Zetten, een gewapende overval bij de Postbank te Vlaardingen, een gewapende poging tot overval bij de Fortisbank te Hillegom en aan heling van een personenauto.

Bij de poging tot diefstal in de supermarkt konden verdachten worden aangehouden door oplettendheid van buurtbewoners die de politie hebben gewaarschuwd. Desondanks hebben verdachte en zijn mededader nog kans gezien personeelsleden te bedreigen met een vuurwapen. Bij de bankovervallen zijn verdachte en zijn mededader steeds professioneel te werk gegaan. Verdachte en zijn mededader hebben telkens na zich tevoren de toegang tot het gebouw verschaft te hebben gewacht tot het bankpersoneel arriveerde en de alarminstallatie werd uitgeschakeld. Nadat het bankpersoneel de alarminstallatie uitgeschakeld had overweldigden zij het bankpersoneel. Eenmaal werd een van de bankmedewerkers daarbij in de rug geschoten met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.

De enorme angst die daardoor bij de slachtoffers teweeg is gebracht hebben verdachte en zijn mededader op dat moment kennelijk onverschillig gelaten. Zij zijn er in ieder geval als ondergeschikt aan hun eigen belangen aan voorbij gegaan.

Verdachte heeft welbewust gehandeld om er financieel beter van te worden.

Uit de zich in het dossier bevindende en door de slachtoffers opgestelde verklaringen blijkt dat de slachtoffers ernstige psychische en emotionele schade hebben ondervonden en dat het aannemelijk is dat zij hier nog geruime tijd onder zullen lijden.

De bewezen verklaarde feiten hebben niet alleen zeer ernstige vrees ingeboezemd bij de slachtoffers, maar ook in het algemeen in de samenleving gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.

Voor feiten als bewezen verklaard kan alleen een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur in aanmerking komen.

Tevens heeft het hof bij de bepaling van de strafmaat ten bezware van verdachte rekening gehouden met het uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten tot gevangenisstraf is veroordeeld.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

BESLISSING

Het hof:

Verstaat, dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis, waarvan beroep, waarbij verdachte terzake van het onder 4 telastegelegde werd vrijgesproken.

Vernietigt het vonnis, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 6 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6 subsidiair en 7 telastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren .

Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Aldus gewezen door

mr Dik, voorzitter,

mrs Van Kuijck en Boerwinkel, raadsheren,

in tegenwoordigheid van Van Lieshout-Witjes, griffier,

en op 16 februari 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.